Postmoderniteit een vaag begrip?

Over de betekenis van het postmodernisme

door

Tjerk Muller & Jacques van der Meer

Samenvatting: Een heldere uiteenzetting van wat post-modernisme is, vanuit een historische invalshoek. De auteurs proberen niet alleen duidelijk te maken waar het het post-modernisme om te doen is, maar ook welke vragen men zou kunnen hebben bij het postmodernisme

Moeilijkheid:

Navigatietips:

Algemene disclaimer: zie onderaan


Inhoud:

Postmoderniteit, een vaag begrip?

I. Definitie van het Modernisme: Afrekening met de Middeleeuwen
De Rede als enige autoriteit

Onbetwijfelbare kennis van de absolute werkelijkheid

II. Definitie van het Postmodernisme: Afrekening met het modernisme

Existentialisme
Einde van de ‘grote verhalen’

Deconstructionisme

Einde van het denkende subject

Relativisme
Godsdienst

III. Conclusies & kritische overwegingen

Besluit

Postmodernisme-links


Postmoderniteit, een vaag begrip?

Overal klinkt al jaren het modewoord ‘postmodern’. We leven in een ‘postmoderne tijd’, in een ‘postmoderne cultuur’, met een ‘postmodern levensgevoel’, waarbij filosofie, kunst en wetenschap ‘postmodernistisch’ worden genoemd. Zo veelvuldig hoort men dit woord, dat de betekenis gewoonlijk bekend wordt verondersteld. Dit maakt het begrip ‘postmodernisme’ niet alleen uitermate bekend, maar ook behoorlijk wollig en vaag. Een speurtocht naar haar betekenis.

Om post-modernisme te verstaan, dienen we allereerst na te gaan wat datgene is dat vóóraf gaat aan postmodernisme. Postmodernisme zet zich af tegen het modernisme; het stelt dat de tijd van het modernisme voorbij is. Vandaar het voorvoegsel ‘post’ dat letterlijk ‘na’ betekent. Postmodernisme is denkrichting ‘na’ het modernisme, misschien zou men ook moeten zeggen, een denkrichting die bewust ‘voorbij’ het modernisme wil reiken.

I. Definitie van het Modernisme: Afrekening met de Middeleeuwen

Wat is dan dat modernisme dat wij achter ons hebben gelaten? Modernisme ontleent zich aan het woord ‘modern’. Het is een woord dat in de loop van de geschiedenis een bijzondere klank heeft gekregen. In de middeleeuwen gebruikte men het woord modern, als een aanduiding voor de tijd waarin men zelf leefde. Er waren de ‘antiqui’; dat was alles wat er voorheen was geweest, van opa tot en met Aristoteles, en er waren de modernen, diegenen die in de huidige tijd, oftewel de eigen tijd, leefden. ‘Modern’ was dus een neutraal begrip, bedoeld om verschillende tijden van elkaar af te perken.

Omstreeks de 15e en 16eeeuw ontdekt men de cultuurschatten van de Antieke Grieks-Romeinse wereld. Er ontstaat dan vanuit Italië een soort ‘revival’ van vóórchristelijke kunstvormen. Die ‘revival’ noemt men de Renaissance, de ‘wedergeboorte’. Die naam zet zich bewust af tegen de Middeleeuwen, alsof er tussen 600 en 1500 geen christelijke kunst en filosofie zou zijn geweest. Daarmee begint de tendens negatief te oordelen over het christelijke verleden.
"Wedergeboorte' heeft aanvankelijk vooral betrekking op herontdekking van het eigen cultuurgoed door de Italianen. Later zal dit een meer algemene betekenis krijgen. De Antieke cultuur van Grieken en Romeinen wordt verheerlijkt, de klassieke beeldhouwkunst geďmiteerd. Waren in de middeleeuwen klassieke schrijvers als Plato, Cicero en Seneca intellectuele autoriteiten, in de Renaissance worden zij tot toonbeelden van beschaving gemaakt. 

In hetzelfde tijdperk voltrekken zich een aantal spectaculaire ontwikkelingen op het gebied van de natuurwetenschap. De berekeningen van Copernicus, Galileo, en Kepler zetten de wereld op z’n kop.
Er is dan aan de academies een te grote spanning onstaan tussen de methode van wetenschap zoals de Aristotelische wijsbegeerte van die dagen zich voorstond, en de nieuwe methode, waarbij de werkelijkheid vanuit de mathematica benaderd werd. Het proces van emancipering van de rede, dat al in de 13e eeuw begon met theologen die hun eigen interpretaties van de Autoriteiten voorstonden, komt nu tot explosie. Men ontworstelde zich in dit proces echter niet alleen aan de dominante autoriteit van Aristoteles in wetenschap, filosofie en theologie, maar ook aan de autoriteit van de Rooms-katholieke Kerk.

De Rede als enige autoriteit

Men zwoor de Autoriteiten ten slotte geheel af. Waar denkers in de middeleeuwen met diep respect voor de intellectuele grootheden uit het verleden voortbouwde op de bestaande kennis, verwierp men vanaf de 17e eeuw elke autoriteit buiten zichzelf. Waren de middeleeuwen conservatief doordat men het goede wilde behouden, zo ziet de Verlichting geen heil in het verleden. Men stelde zichzelf als denkend mens niet langer naast, maar ronduit tegenover deze autoriteiten. Het technische vernuft van de mens en zijn culturele grandeur waren in de 17e en 18e eeuw aanleiding om te geloven in het vermogen van de mens, als redelijk wezen de werkelijkheid geheel en volmaakt te begrijpen en dusdanig in te richten, dat dit welvaart en voorspoed voor het grootste deel van de mensheid zou brengen. Dat was een breuk met de bescheidenheid van de theologen van de Middeleeuwen. 
Dit is waar het modernisme om te doen is;  Men was er van overtuigd dat men, geleid door de rede, zelf volmaakt in staat zou zijn de absolute waarheid te achterhalen. De grootste vijand van dit streven zagen veel intellectuelen van die tijd in de dogmatische bevoogding en de religieuze intolerantie van de Kerk. Bloedige godsdienstoorlogen, interne misstanden en een krampachtige omgang met filosofische ontwikkelingen gaven aanleiding te denken dat de Kerk niets goeds kon brengen. Men begon de periode waarin de Kerk het voor het zeggen had als ‘duister’ voor te stellen. In het Engels sprak men negatief over ‘the Dark ages’. Men zag zichzelf levend in de gelukkige tijd van de Verlichting uit de duisternis. In het Frans had men het over ‘le Moyen Age’; de tijd tussen de bloeiende Grieks-Romeinse cultuur en de Moderne tijd. ‘Modern’ krijgt hier een polemische klank. Het staat niet meer tegenover het verleden, maar tegenover een tijd van bekrompenheid en achterlijkheid.

Het begrip 'renaissance' krijgt dan de betekenis die ze ook vandaag nog heeft; niet meer als herontdekking van de klassieke cultuur en vooral ook de wedergeboorte van de Italiaanse beschaving, maar als wedergeboorte van de mens uit de zwarte eeuwen.

Onbetwijfelbare kennis van de absolute werkelijkheid

Uit het streven naar een volmaakt Redelijk inzicht in de structuren van de werkelijkheid, en een hieruit voortvloeiende welvaart voor velen, zijn verschillende ontwerpen voor een beter verstaan van het universum, en universele welvaart ontstaan. 

Vooral René Descartes en Immanuel Kant vallen op. Descartes brengt als een van de eersten het streven van de moderniteit onder woorden door vanuit het eigen denkende subject, vanuit het ‘ik-bewustzijn’ op zoek te gaan naar onfeilbare kennis van de werkelijkheid. Kant valt op door zijn grondige analyse van het vermogen van het subject, de werkelijkheid te kennen.
De engelse filosoof Hume benadert de zoektocht naar de volmaakte kennis vanuit de empirische kant. Wat weten we van onze waarneming? Wat kunnen we ermee?

Vanuit de Redelijke zoektocht naar het volmaakte verstaan van de absolute werkelijkheid, en het absolute middel hebben tal van maatschappelijke theorieën en wetenschappelijke disciplines zich naast elkaar en in elkaars verlengde ontwikkeld. Vanuit de sociologie meende men absolute aanwijzingen voor de verbetering van de maatschappelijke werkelijkheid te doen. Vanuit de psychologie meende men menselijke angst en crimineel gedrag definitief te kunnen uitbannen. In de concurrentiestrijd met de medische wetenschap beloofde men resultaten voor het welzijn van de mens. Het marxisme is een voorbeeld van een absolute sociale theorie naar aanleiding van historische, sociologische en psychologische stromingen en overtuigingen, die volkswelvaart beloofde. Op natuurwetenschappelijk niveau kan men het Darwinisme noemen als theorie voor het verstaan van het ‘al’, het raadsel van het menselijk leven. Men noemt dit tegenwoordig de ‘grote verhalen’. Absolute theorieën, die met behulp van het verstand de werkelijkheid volmaakt zouden analyseren, en door hun probleemanalyse zouden kunnen helpen verbeteren.

Het eindstation van het modernisme is in de jaren ’30 van de twintigste eeuw ontwikkeld door de ‘Wiener Kreis’, een groep wetenschappers en filosofen die meenden dat wanneer je, los van ideologische overtuigingen, de werkelijkheid wetenschappelijk in kaart zou brengen, de absolute werkelijkheid uiteindelijk duidelijk zou worden. Men noemt dit standpunt het logisch-positivisme.

II. Definitie van het Postmodernisme: Afrekening met het modernisme

Het modernisme heeft altijd een onderstroom gekend. De romantiek – met name vertegenwoordigd in Rousseau – verzette zich reeds tegen de allesoverheersende rede. De natuur, het gevoel, daarin zagen velen meer heil. Met name in de literatuur, men denke bijvoorbeeld aan Goethe’s ‘Leiden des Jungen Werthers’, speelde het thema van het allesoverheersende gevoelsleven een grote rol. In de roman maakt de hoofdpersoon zich van kant, omdat hij het meisje waarvoor hij diepe emoties koestert, niet kan krijgen.

Op religieus gebied laat zich hier de theoloog Schleiermacher noemen, die het allesbeheersende gevoel op het godsdienst betrok. God dienen was voor hem zaak van een gevoel van afhankelijkheid.Ook de Lutherse theoloog Kierkegaard verzet zich expliciet tegen de rede, die het modernisme vooropstelt. Godsdienst is geen zaak van het verstand; het is een wanhoopsdaad in een werkelijkheid die voor je gevoel afbreekt. Als je niets meer overhebt om op te rusten, waag je de sprong.

Existentialisme

De Duitse filosoof Heidegger zal dit overnemen, en met hem de franse Jean-Paul Sartre. Het verstaan van de werkelijkheid draait bij hen niet om begrip, maar om het verstaan van de eigen existentie. Niet: ‘wat is de wereld’ hoort de allesbeheersende vraag voor de filosofie te zijn, maar ‘wie ben ik in relatie tot de wereld’. Deze filosofische stroming wordt vanwege de nadruk op de menselijke existentie, ‘existentialistisch’ genoemd. De vraag wat de werkelijkheid, en de mens bepaalt, wordt in hun denken bepaald door wat de mens voelt en ervaart van zichzelf en die werkelijkheid. Grondervaringen zijn hierbij van doorslaggevend belang. Zo omschrijft Heidegger de mens als ‘geworpen’ in het bestaan. De mens heeft het gevoel dat hij uitgekotst is door het toeval, en zich langzaam naar de dood beweegt. Sartre zal de absurditeit die dit met zich meebrengt benadrukken.

We zien dat hiermee de vragen van de moderniteit verschuiven: De vragen zijn niet meer: ‘Wat is de werkelijkheid? Welk absoluut en volmaakt antwoord kunnen we hierop geven?’ De vragen worden: ‘Wat is de werkelijkheid in de ogen van de mens?’ en ‘Wie is de denkende mens zelf?’

Einde van de ‘grote verhalen’

Nu is ieder mens anders, en heeft ieder zijn eigen verhaal. Heidegger en Sartre probeerden een universeel antwoord te geven op wat de mens verstaat van zijn werkelijkheid. In feite vertellen ook Heidegger en Sartre nog ‘grote verhalen’. Binnen het postmodernisme benadrukt men dat universele verklaringen en theorieën niet opgaan. Mensen zien en ervaren de werkelijkheid verschillend, en wie zal zeggen wie er gelijk heeft? 

Dit werkt zich op een aantal terreinen uit. Op wetenschappelijk-methodisch terrein is er de laatste 50 jaar steeds meer aandacht gekomen voor de actieve rol die de wetenschapper speelt in het komen tot de werkelijkheidsbeschrijving. Wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn heeft benadrukt dat theorieën altijd bestaan binnen een groter kader waarin men de werkelijkheid begrijpt. Zo waren Einsteins theorieën ondenkbaar binnen het natuurwetenschappelijke kader dat sinds Newton als vanzelfsprekend gold. De wetenschapper is dus zelf constructief intellectueel bezig. Een van Kuhn’s navolgers, Paul Feyerabend, legt de vinger zelfs bij de dominerende rol die de academische gemeenschap in het wetenschappelijk onderzoek heeft. Meningen die afwijken van het heersende wetenschappelijke kader (Aristotelisch, Newtoniaans, Neo-Darwiniaans) worden nauwelijks gehoord.

Deconstructionisme

Sommige intellectuelen passen dit principe eveneens toe op geschiedsschrijving, literatuur en maatschappij. Volgens hen schrijft slechts een deel van de maatschappij – het dominante deel – geschiedenis en literatuur. Ons beeld van de werkelijkheid wordt dus bepaald door een elite. Voorbeeld hiervan is de eisen van de lichaamsbouw die er aan vrouwen in de film en modeindustrie worden gesteld door mannen. Die eisen maken, dat in ons beeld van hoe een vrouw eruit hoort te zien, de vrouw met een behoorlijke decolleté en een wespentaille normaal is. In conservatieve moslimlanden zal een ‘normale’ vrouw echter een heel ander beeld worden opgeroepen, omdat andere normen en waarden bepalen hoe een vrouw er ‘hoort’ uit te zien.

Men noemt de kritische, vaak ook negatieve houding ten aanzien van literatuur, geschiedenis, wetenschap, en maatschappij vanuit dit bewustzijn deconstructionisme. Alles is eigenlijk een constructie, een beeld van de werkelijkheid, en kan dus aangepast worden. 

Ook taal is een constructie van de werkelijkheid. Met name Ricoeur en Derrida hebben naar de eigenschappen van taal onderzoek gedaan. Vooral in het werk van Derrida toont zich de deconstructie van de filosofie zich scherp. Waar de Westerse filosofie gebouwd is op een constructie, het onderscheid tussen wijsheid en woordkunst, tussen inzicht en verwoording wil deze postmodernist een omgekeerde beweging maken. Zijn hele onderneming is gericht op deconstructie. De filosofie wordt in zijn ogen taaltherapie. Net zoals bij de psychoanalyse waarbij de patiënt naar nieuwe inzichten moet gaan en de analyse een pijnlijke confrontatie met zichzelf is, moet deconstructie in eerste instantie leiden tot destabilisatie van de onwrikbare identiteiten binnen de filosofie. Uiteindelijk moet het leiden tot een meer vitale vorm van denken.

In feite is het postmodernisme een anti-filosofie. Ze beschouwt zich bijvoorbeeld als taaltherapeut, waarbij ze voortdurend de vaste constructies in beweging wil brengen en ze wil afbreken. Filosofie is altijd gekenmerkt door constructies, die leiden tot filosofische systemen. Iemand als Derrida doet vaak niets anders dan commentaren schrijven bij klassieke teksten en voortdurend de aandacht vestigen op schijnbare betekenisloze woorden. Als een Freudiaan legt hij het volle gewicht op bijkomstigheden, zoals in de psychoanalyse de versprekingen een belangrijke functie hebben.

Einde van het denkende subject

Freuds psychoanalyse is een belangrijke bron voor het postmodernisme. De redelijke doorzichtigheid van het eigen ik wordt door Freud radicaal op de helling gezet. Bij Freud is het ‘ik’ juist de speelbal van onbewuste driften en is ze allesbehalve doorzichtig voor het subject. De mens is een onbegrepen iets, die niet alleen het bij zichzelf zijn als problematisch ziet, maar ook zijn autonomie en vrijheid geproblematiseerd ziet. De mens wordt beheerst door krachten die hij zelf nooit kan achterhalen.

In dit verband duikt ook de naam van een filosoof als Nietzsche duikt hier op. Bij Nietzsche wordt het begrip ‘denkend subject’, waarin Descartes - en de moderniteit met hem - zijn uitgangspunt nam, opgegeven. Nietzsche ontkent het bestaan van alle vaste identiteiten. Een subject (of geest) is volgens de filosoof niet de vaste, wezenlijke kern van de mens, maar integendeel; een constructie van het intellect. In feite is het immers niets meer dan een voortdurende wisseling van krachten. De wil tot macht is de drijvende kracht achter het worden. Kortom Nietzsche geeft het begrip ‘redelijk subject’ - wat typerend was voor de moderniteit - op.

Door de werkelijkheid iedere vorm van stabiliteit of identiteit te ontzeggen plaats Nietzsche zich lijnrecht tegenover de traditie van de Westerse filosofie. Deze heeft immers vanaf de Griekse filosoof Plato het veranderlijke ondergeschikt willen maken aan het blijvende, en de verscheidenheid van de wereld willen begrijpen vanuit metafysische eenheidsbeginselen, waarin men de absolute waarheid zocht.

Relativisme

Deconstructionistische overwegingen ten aanzien van gewoonten en opvattingen doen de vraag rijzen, of normen en waarden wel absoluut en universeel geldig zijn. Nederlanders vinden het eten van insekten walgelijk, maar in grote delen van de wereld is het gemeengoed. Insekten zitten verder vol eiwitten, die op zich gezond zijn. Europeanen beschouwen de vrouwelijke borstpartij als erogeen, maar zowel in grote delen van Afrika als Zuid-Amerika wordt dit niet zo ervaren, en is het dan ook gebruikelijk met ontblote borsten buitenshuis te gaan. Dit voorkomt in ieder geval de gęne bij het borstvoeden, hetgeen volgens sommigen medisch gezien gezonder is dan flesvoeding. 
Sommige stammen in Nieuw-Guinea kennen peniskokers, andere stammen in Engeland kennen bolhoeden. Wie zal zeggen wat goed en fout is? Respect voor andere culturen lijkt dus op z’n plaats. Sterker nog, andere culturen kunnen de eigen achtergrond alleen maar verrijken.

Respect voor normen en waarden uit andere culturen, brengt met zich mee dat men het ook moet respecteren als iemand uit de eigen cultuur andere normen en waarden heeft als jijzelf. Binnen het modernisme kon men voor de normen, waarden en gewoonten een beroep doen op de absolute moraliteit. Alleen primitieven lopen in een peniskoker. Beschaafde, redelijke mensen dragen een kostuum en een hoed. Inboorlingen hebben een harem aan vrouwen, waar de redelijke Europese mens de monogamie heeft ontdekt.

Vandaag lachen we om de Europese kostuums uit de 17e en 18e, en dit brengt ook een kritische vraag naar onze ethische overtuigingen met zich mee. Hoe weten we zo zeker dat het redelijk en beschaafd is om een heteroseksueel, monogaam huwelijk aan te gaan, terwijl vele van die keurige huwelijken op de klippen lopen. Wie zijn wij om iemand te dwingen in het keurslijf van wat wij redelijk en zedelijk vinden?

Als iemand zijn/ haar leven anders wil inrichten dan wij, dan moeten we dat respecteren. Als iemand er andere opvattingen op na houdt, over wat zedelijk is, prima. De consequentie hiervan is dat we bijvoorbeeld het ‘samenwonen’ of homoseksualiteit principieel niet kunnen verwerpen. Ook naturisme, vrije seksualiteit, of bewust ongehuwd moederschap vallen naar het algemeen hedendaagse gevoelen niet moreel verwerpelijk te noemen. De consequentie hiervan toont zich uiteraard niet alleen op seksueel terrein. Het hele leven mag ingericht worden zoals ieder het wil. ‘Jij hebt jouw overtuiging, ik de mijne’.

Godsdienst

Godsdienstsmatig brengt dit met zich mee, dat er geen vast kaders meer zijn waarin men zich beweegt. Absolute waarheid, en absolute normen en waarden kunnen immers niet meer geclaimd worden. En we hadden even geleden toch vastgesteld dat andere culturen ons konden verrijken?

Het ‘Christen-zenboeddhisme’ uit de parodie van Freek de Jonge ‘Er is leven na de dood’, is geen onmogelijkheid meer. De postmoderne mens is uitermate breed georiënteerd als het om de levensbeschouwelijke markt gaat; men kiest individueel uit het godsdienstsaanbod wat hem of haar aanspreekt. De kerken, die nog altijd een absolute waarheid prediken, met het hele systeem van normen en waarden dat hier aan vastkleeft, lopen vanaf de jaren ’60 leeg. 
Dit betekent dat het kan gebeuren dat men totaal tegenovergestelde ideeën tegelijkertijd aanhangt, zonder dat men de behoefte voelt deze ideeën met elkaar in overeenstemming te brengen. Zo kan men tegenwoordig in de opstanding van Jezus Christus uit de dood, en in reďncarnatie geloven.

Ook hangt het normen en waardensysteem van de hedendaagse mens niet noodzakelijk samen met zijn ideologische overtuiging. Zo menen velen die geloven in een Goede Schepper, dat bijvoorbeeld homoseksualiteit niet moreel verwerpelijk is, of kunnen gelovigen die hechten aan liefde en trouw in een relatie, rustig samenwonen.

Moreel verwerpelijk wordt echter wel het religieus exclusivisme geacht. Te zeggen dat het ene godsdienst tot God leidt, en het andere niet, wordt over het algemeen gezien, als een uiterst vertoon van bekrompenheid. Dit is van gewicht omdat dit in het modernisme uitgangspunt was; Er is een absolute waarheid, en deze kun je vinden, dus als de moslim gelijk heeft, heeft de christen het niet, en als de atheďst gelijk heeft, zitten zowel de christen als de moslim er naast.
Het religieuze relativisme normeert zichzelf door het absolutisme als ‘star’, ‘bekrompen’, ‘fundamentalistisch’ af te schilderen, als hoogste vorm van spiritualiteit. Steeds vaker vindt men bericht van interreligieuze conferenties, die moeten leiden tot ‘wederzijds respect’ en ‘dialoog’. Dit is van grote invloed op het zendingsbewustzijn van de Westerse kerken, die hierdoor in een missionaire crisis verkeren.

Ook binnen de kerken vindt men de interconfessionele dialoog. Het Samen-op-Weg proces, het oecumenisch gesprek met Rome, maar ook de Evangelische Omroep zijn vruchten van de impopulariteit, de eigen godsdienstsovertuiging absoluut te stellen.

III. Conclusies & kritische overwegingen

We hebben gezien dat het postmodernisme een tegenreactie is op het modernisme. Het postmodernisme stelt terecht een aantal fouten van het modernisme ter discussie. Zij komt hierbij onder andere tot de volgende conclusies:

  1. Het eigen ‘ik’ is zelf te dynamisch om het uitgangspunt te zijn van waarvan uit men de werkelijkheid kan waarnemen (zoals Descartes probeerde)
  2. Onze zintuigen zijn niet passief, en niet volkomen
  3. Taal is ondoorzichtig.
  4. Absolute waarheid valt daarom (1+ 2+ 3) niet te kennen
  5. Ieder mens heeft dus zijn eigen waarheid
  6. Normen en waarden zijn relatief
  7. Alle godsdienstsovertuigingen zijn principieel gelijk
  8. Het betrekken van ‘vreemde’ elementen in het eigen godsdienstsleven is verrijkend

Deze conclusies zijn niet zonder kritiek gebleven. Kritiek op het postmodernisme zal vrijwel altijd uit de volgende punten bestaan:

  1. Dat het eigen ‘ik’ dynamisch is ontkennen we niet. Toch menen wij dat er wel degelijk een stabiele factor in het eigen bewustzijn is. Dit lijkt ons evident aangezien wij onszelf van onze geboorte tot onze dood beschouwen als hetzelfde individu. Een veranderende individu, maar wel die ene individu. Elk individu probeert zijn werkelijkheid voor zover relevant voor hem in kaart te brengen, te verklaren en ten laatste te begrijpen. Dit is de basis op grond waarvan wij verantwoordelijk houden voor hun daden. Een crimineel kan zich moeilijk verdedigen door te zeggen: 'U denkt dat ik die misdaad heb gepleegd, maar inmiddels ben ik een ander'. 
    Bovendien, als het subject niet in staat is te kennen, hoe kan het dan een goede beoordeling geven van het ‘ik’? Scherper gesteld; Hoe kan een denker als Nietzsche die niet in staat is zijn eigen subject te kennen, een juiste analyse maken van het 'ik'?
  2. Hoewel de zintuigen niet volkomen zijn, zijn ze adequaat. Wie consequent sceptisch is ten aanzien van de eigen ervaring, zal ook niet stoppen voor een rijdende trein. Dit scepticisme kwam trouwens in de Griekse oudheid al voor, en is dus geen originele uitvinding, maar een terugval in een oud probleem.
  3. Taal mag evenmin onvolkomen zijn, dit wil niet zeggen dat taal uiteindelijk inadequaat is. De hele menselijke communicatie is erop gericht anderen zo accuraat mogelijk te laten weten wat wij denken, voelen, wensen. Een onderneming die ons allerminst zinloos lijkt, maar wel zinloos wordt wanneer taalcritici als Derrida gelijk hebben in hun pessimistische visie op de taal.
  4. Wanneer we de pretentie van het absolutisme vermijden, valt waarheid dan niet adequaat te kennen? Moet ik alles wat er te weten valt over een olifant kennen om me uit te kunnen spreken over wat een olifant wel is en niet is? Als iemand meent dat een olifant een oranjegeel gestreept katachtige zoogdier is, mag ik hem dan niet corrigeren met de opmerking dat hij waarschijnlijk in de war is met een tijger? Als dat de consequentie van het postmodernisme is, vervallen we in absurditeit.
  5. Dat ieder mens zijn eigen waarheid heeft, kan gemakkelijk een verabsolutering op zich worden. Een absurde bovendien, omdat niemand iemand serieus neemt die een olifant een tijger noemt, of niet gelooft dat de aanstormende trein werkelijk bestaat. Zo zijn er ook levensbeschouwelijke overtuigingen die evident onzinnig zijn (zoals de overtuiging dat Jezus een marsmannetje in vermomming was). Men moet dus naar beste kunnen proberen tot een levensbeschouwelijke overtuiging zien te komen die rationeel verantwoord is, zoals men ook naar beste kunnen tot een werkelijkheidsbeschrijving moet proberen te komen, die rationeel verantwoord is.
  6. Tot op zekere hoogte zouden normen en waarden relatief kunnen zijn. Toch zijn ook de meeste postmodernisten het er over eens, dat het nodeloos martelen van mensen altijd verkeerd is, dat genocide altijd verwerpelijk is, evenals een dictatoriaal regime, moord, verkrachting, corruptie etc. Wanneer men de verwerpelijkheid van deze zaken ter discussie stelt naar aanleiding van de relativiteit van normen en waarden, lijkt het einde van alle morele oordelen daar. Dan geldt alleen het recht van de sterkste nog. Als er echter absolute normen en waarden bestaan, kan men over morele overwegingen in discussie gaan. Men kan zich dan echter ook nooit verschuilen achter de opmerking ‘jij hebt jouw overtuiging, ik de mijne – en die laatste heb je te respecteren’. Over elk gedrag en elke opvatting is dan discussie mogelijk, en ook over de vraag welke grond de absolute normen en waarden ten laatste vereisen. Dergelijke discussies maken het leven trouwens alleen maar interessanter.
  7. Het is maar de vraag of alle levensbeschouwelijke overtuigingen gelijk zijn. Veel postmodernisten behandelen exclusivistische en absolute godsdienstsovertuigingen in ieder geval als inferieur aan relativistische overtuigingen. Daarmee getuigen zij zelf dat niet alle godsdienstsovertuigingen gelijk zijn. De ideologie van het nationaal-socialisme wordt vandaag de dag algemeen als moreel verwerpelijk ervaren. Ook de ideologie van het moslimfundamentalisme wordt door velen, juist ook door postmodernisten, als moreel verwerpelijk gezien.
    Daarbij komt dat niet elke levensbeschouwelijke overtuiging rationeel verantwoord hoeft te zijn. Het is bijzonder ongeloofwaardig dat Jezus een vermomd Marsmannetje is geweest. Het is principieel mogelijk, zich af te vragen in hoeverre het historisch aannemelijk is dat Jezus uit de dood is opgestaan. Het kan van een gezonde nuchterheid en zelfs bescheidenheid getuigen de discussie aan te gaan over de vraag of een bepaalde overtuiging rationeel houdbaar is. Zo menen veel atheďsten, dat de goedheid van een Almachtige Schepper en de bruutheid van het lijden onverenigbaar zijn. Het lijkt eerder eerlijk de discussie hierover aan te gaan, dan deze te schuwen vanuit de gedachte, dat de waarheid toch onkenbaar is.
    Het is dan ook niet duidelijk waarom men verschillende waarheidsclaims niet op hun geloofwaardigheid zou kunnen toetsen en deze met elkaar vergelijken, zoals de claim dat Jezus uit de dood is opgestaan, en de claim dat de Koran de onfeilbare openbaring van God aan Mohammed is. Historische omstandigheden rond de opstanding en getuigenissen kunnen wetenschappelijk worden onderzocht. Feilbaarheid kan getoetst worden. Om aan de bewuste godsdienststradities recht te doen, zou men deze waarheidsclaims misschien zelfs normerend moeten achten voor de keuze voor een levensbeschouwelijke overtuiging, en daarom uit respect voor de desbetreffende godsdiensten 
  8. Het betrekken van elementen uit andere culturen en religies in het eigen godsdienst kan de levensbeschouwing inderdaad verrijken. Tegelijkertijd moet de wildgroei aan overtuigingen en religieuze potpourri’s ieder denkend mens zorgen baren. Men kan niet beweren dat een voorwerp ‘wit’ is en ‘niet-wit’ zonder in tegenstrijdigheden te vervallen, en onzin uit te kramen. Men kan evenzo niet tegenstrijdige ideeën en voorstellingen met elkaar verenigen, zonder dat men in nonsens vervalt. Veelkleurigheid is één ding, pluralisme iets anders.
    Voor een gezond functioneren van een mens is intellectuele integratie van verschillende ideeën, normen en waarden noodzakelijk. De mens is ten diepste ook een waarheidszoeker. Het laat zich niet ongestraft als tegenstrijdige ideeën, gedrag en normen en waarden zich binnen een menselijke geest een bestaan wordt gegund.

Besluit

We hebben de weg afgelegd van het modernisme naar de reacties erop in de huidige tijd. Die reacties zijn onzes inziens terecht. Het ontwerpen van systemen van kennis lijkt ons onlosmakelijk verbonden met de beschaving (vergelijk de Islamitische of Hindoeďstische filosofie). De gedachte dat men, los van het denkend voorgeslacht, de werkelijkheid in kaart zou kunnen brengen en dan nog volmaakt ook, kan echter niet anders zijn dan zelfoverschatting. Het postmodernisme heeft de pretenties van de Verlichting dan ook genadeloos ontmaskert. 

Bescheidenheid siert de mens. Ieder mens gaat wel op zoek naar een integraal verstaan van de werkelijkheid, en dat is goed. Met de klassieke theologie (bv. Thomas van Aquino) houden we vol dat ons denken, en met name ons denken over God zijn beperkingen heeft. Het verstand is adequaat zeggen wij met de middeleeuwse theologen, maar de mens moet zijn maat kennen. 

In die zin zijn we het met de post-modernistische kritiek eens. We hebben ook laten zien welke kritiek op het postmodernisme te geven valt.  Postmodernisme als correctie op het denken van Verlichting en Moderniteit is een welkome ontspanning van het denken. Ontwijfelbare, zekere kennis vanuit de ratio zoals Descartes die verlangde, is onmogelijk. Wel komen bepaalde overtuigingen als evident op ons over, en zijn van daaruit denkstappen te ondernemen. Post-modernisme kan daarom nooit zelf een absolute filosofie worden. 

Wij roepen ieder op het verstand te gebruiken, met geestkracht maar in bescheidenheid. 

 

 

Copyright © Tjerk W. Muller & Jacques van der Meer, 16 juni 2001


Postmodernisme-links

Arnout Ponsioen: sociologische kijk op Postmodernisme (UvA)



Aantal bezoekers sinds :


UNIVERSI FINIS VERITAS!

Pagina Layout: Copyright © 1998-1999 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 16 juni 2001
Pagina bijgewerkt op: 21 juli 2001

 

Algemene disclaimer:
Het is de bedoeling van de stichting Europese Apologetiek (verder aangeduid met: "de stichting") om wetenschap en onderzoek te bevorderen. Het is geenszins de bedoeling van de stichting of van de evtl. auteurs van artikelen om mensen te kwetsen of hen een slechte naam te geven, maar integendeel te helpen qua rationele inzichten en te waarschuwen voor mogelijke gevaren, zoals sekten en andere dubieuze bewegingen. De inhoud van de artikelen, recensies, enz. vertegenwoordigt de mening van de auteurs en niet per se van de stichting. 
M.b.t. het toeschrijven van sommige (bijv. sektarische, onethische, irrationele, bijgelovige, occulte, enz.)  eigenschappen aan bepaalde groepen, stromingen of individuen op webpages van deze site: het gaat hier alleen om meningen en niet om stellingen van juridische kracht; er wordt alleen aangegeven dat er mogelijkheid is voor het toewijzen van die eigenschap(pen) aan de genoemde groepen. Dit geldt ook voor de keuze van links naar andere sites, of links naar offsite artikelen. 
Hiermee bent u, bezoeker van deze site, erop attent gemaakt dat de pagina's en de links op deze site, u kunnen confronteren met kritische meningen. Het is geheel uw eigen verantwoording als u ervoor kiest om verder te gaan kijken en de stichting stelt zich hiervoor niet aansprakelijk.