Over taal gesproken...: het unieke van de menselijke taal

door

Jaccoline Gedressac-de Keizer

 

Navigatietips:

 


© Jaccoline Gedressac-de Keizer, Den Haag, april 1999.

Inhoud

 


Inleiding

Eén van de manieren tot communicatie met een ander is de taal. Door de taal zijn wij in staat om op een eenvoudige manier snel en duidelijk de ander iets te laten weten. Het belang van taal laat zich nog duidelijker onderstrepen in die situaties, waar de taal als communicatiemiddel niet gebruikt kan worden, bijv. als je een gesprek wilt aangaan met een stokdoof en niet liplezend persoon of met iemand die een volstrekt andere taal spreekt dan jezelf. Gelukkig staan er in dit soort gevallen nog andere communicatiemiddelen ter beschikking, zoals iets aanwijzen of proberen het te tekenen op papier. Maar taal is verreweg het meest efficiënte en geavanceerde communicatiemiddellen dat ons, mensen, voorhanden staat.

Is de taal een volstrekt menselijke eigenschap? En is het vermogen tot het spreken van een taal aangeboren of aangeleerd? Over deze twee kernvragen zal het gaan in dit korte artikel.

 


Is de taal een volstrekt menselijke eigenschap?

Uit de legenden over Franciscus van Assisi weten we dat hij met dieren bleek te kunnen praten (...). Helaas is dat niet meer te verificeren en daarom moeten we het doen met meer hedendaagse ervaringen op dit vlak.

De meeste eigenaren van huisdieren zullen verschillende voorbeelden kunnen geven van voorvallen waarin ze menen dat hun hond of kat precies begreep wat er tegen hen gezegd werd. Maar kunnen we daaruit concluderen dat deze huisdieren daarom de menselijke taal beheersen? Een taal beheersen betekent: de betreffende taal verstaan en tevens de vaardigheid om zich in deze taal uit te drukken, deze taal te spreken. Van dat laatste is ieder geval geen sprake in het geval van de bovengenoemde huisdieren...

Decennia lang heeft men experimenten opgezet om apen de menselijke taal aan te leren in de vorm van visuele 'woorden', zoals gebaren uit de doventaal en tekens. Sommige apen zijn er zelfs beroemd mee geworden en hun naam wordt dan ook in menig studieboek over dit onderwerp vermeld... Washoe was een chimpansee die door het onderzoekersechtpaar Gardner vanaf de leeftijd van 11 maanden gebaren werd aangeleerd. Verder ontving ze een verzorging die overeen kwam met dat van een kind, dus met vaste tijden voor slapen, eten, etc. Na 4 jaar kende Washoe 130 tekens voor zaken zoals banaan, bijten, genoeg, etc. Dit is toch wel een opmerkelijke prestatie voor een dier. Daartegenover staat dat een kind in 4 jaar ong. 3000 woorden leert zonder speciale training.

David Premack deed onderzoek naar begrip van 'causaliteit' bij chimpansees en veronderstelde op grond daarvan dat chimpansees een primitief besef van relaties tussen bepaalde voorwerpen, handelingen en resultaten zouden bezitten, m.a.w. dat zij over kiemen van propositioneel denken (zoals: relaties leggen tussen handelende persoon en handeling) zouden beschikken.

Een groter probleem voor chimpansees betreft het begrip 'syntaxis'. Mensen zijn in staat om hun gedachten te formuleren in zinnen die op een complexe manier en op een grammaticaal juiste wijze zijn opgebouwd. Een voorbeeld uit de onderzoekspraktijk van het echtpaar Gardner: Washoe maakte soms nieuwe, niet geleerde reeksen van tekens, zoals luisteren eten, toen ze de bel hoorde voor etenstijd en water vogel toen ze een eend zag. Maar hier stuiten we op het algemene probleem van onderzoek naar hoe apen communiceren met mensen, namelijk de interpretatie van dit soort voorvallen. Het echtpaar Gardner zag het bovenstaande voorval als een bewijs dat Washoe in staat was om een zin te 'zeggen' door tekens in een bepaalde volgorde te plaatsen, terwijl critici van mening zijn dat dit soort voorvallen anekdotes zijn die op verschillende manieren uitgelegd kunnen worden. Uit de praktijk met afasiepatiënten blijkt dat een beschadiging in de hersenen in het gebied van Broca leidt tot spraakstoornissen in de vorm van het niet meer goed kunnen formuleren van een zin. Bij een plaatje van een hond die achter een kat aanrent, geeft zo'n patiënt de toelichting: "Hond...rennen...eh, kat...hond, kat. " Daardoor is het moeilijk voor zo'n patiënt om propositionele verbanden uit te drukken (Rende de kat bijvoorbeeld om niet door de hond gebeten te worden of rende de hond om de kat te gaan bijten, etc....?).

Bovendien blijken chimpansees reeksen van tekens voort te brengen met veelvuldige herhalingen en volgens critici hebben de onderzoekers die herhalingen in de verslaglegging weggelaten, waardoor het verslag misleidend kan zijn. Dit soort herhalingen zijn beslist niet typerend voor de taal van jonge kinderen, die tevens ook al op jonge leeftijd in staat zijn om op een abstracte manier over bepaalde zaken te praten.

Hoewel chimpansees in staat zijn om een groot aantal woorden te leren, beschikken zij niet over het vermogen tot syntaxis. Aangezien syntaxis een belangrijk onderdeel vormt van het begrip 'taal', kunnen we niet concluderen dat chimpansees daardoor 'linguïstische dieren' zouden zijn...

 


Is het vermogen tot het spreken van een taal aangeboren of aangeleerd?

 

In de geschiedenis van de wetenschap vormde het begrip taalontwikkeling lange tijd een bron van discussie en maakte deel uit van het zogenoemde nature-nurture-debat. Het ene kamp werd gevormd door de behavioristische wetenschappers, die van mening waren dat een kind als een tabula rasa (een onbeschreven blad) geboren wordt en met betrekking tot de taalontwikkeling, dat zich die voltrekt via drie principes, nm. door het leren van verbindingen tussen objecten en de bijbehorende woorden, door imitatie van de uitspraak en de zinstructuur en door het principe van conditionering, dus door de instemming van volwassenen die het kind ervaart als het correct iets heeft verwoord. Het andere kamp bestond uit nativistische wetenschappers, die het standpunt innamen dat een kind bij de geboorte níet als een tabula rasa geboren werd en het nodige aan 'bagage' had meegekregen om als mens optimaal te kunnen functioneren. In de jaren zestig kwam de behavioristische verklaring steeds meer in moeilijkheden vanwege kritiek uit het nativistische kamp. Het idee dat álle kennis en gedrag op leren berust, was niet langer meer te verdedigen. De kritiek van de nativisten berust op het feit dat kinderen in een zeer hoge snelheid taal verwerven en dat zij een ontelbare hoeveelheid verschillende zinnen kunnen begrijpen. Bovendien kunnen ze al vroeg in hun taalontwikkeling zinnen formuleren die ze nog nooit eerder gehoord hebben. Dit kan niet verklaard worden door de behavioristische visie. Als kinderen in een min of meer normale situatie opgroeien, voltrekt hun taalontwikkeling zich ook volgens een overeenkomstig en universeel patroon. Taalkundigen veronderstellen dat er waarschijnlijk sprake is van een aangeboren vermogen tot bijvoorbeeld het gebruik van syntaxis. De Amerikaanse linguïst Chomsky veronderstelt een gespecialiseerd systeem in de hersenen, het taalverwervingsmechanisme ( language acquisition device of LAD) en gaat er van uit dat de grammatica langs genetische weg vooraf is ingebouwd.

Overigens bestaan er ook gevoelige perioden voor het verwerven van taal. Een extreem voorbeeld uit de historie is een wolfskind (dus een mensenkind dat opgevoed werd door wolven) uit Indië, dat werd gevangen op de leeftijd van ongeveer 7 jaar. Een zekere Singh heeft geprobeerd dit kind op te voeden; helaas stierf het na tien jaar. Met betrekking tot de taalontwikkeling heeft het kind het niet verder gebracht dan een veertigtal woorden. Een vergelijkbaar geval betreft 'de wilde van Aveyron', die op ongeveer tienjarige leeftijd in een Frans woud werd ontdekt. Een ander voorbeeld: met betrekking tot het leren spreken van een taal is vastgesteld dat men tót de puberteit in staat is om een taal accentloos te leren spreken. Tijdens de puberteit neemt het vermogen om nieuwe woorden te leren af en is de accentvorming nagenoeg voltooid. Voor dit fenomeen is nog steeds geen bevredigende verklaring gevonden.

 


Conclusie & nabeschouwing

 

De mens beschikt over een uniek communicatiesysteem, de taal. Hoewel chimpansees in staat zijn om een groot aantal woorden te leren, beschikken zij niet over het vermogen tot syntaxis. Onderzoek heeft tot nu toe aangetoond dat chimpansees in staat zijn om woorden te leren en mogelijk tot enig propositioneel denken. Er is echter geen overtuigend bewijs gevonden dat zij beschikken over enige syntactische aanleg, zoals het ordenen van hun woorden in een bewuste volgorde of dat zij in staat zijn om een zin te begrijpen als zij tekens in een bepaalde volgorde krijgen aangeboden. Het vermogen om een taal te verwerven is voor een belangrijk deel aangeboren. Daarnaast is het noodzakelijk dat een kind in een milieu opgroeit waar het in staat is om dit vermogen verder te ontwikkelen. Er is hierbij dus sprake van interactie van deze twee aspecten.

Aangezien de chimpansee door velen wordt gezien als een dier dat het nauwst verwant is met de mens, worden we met het menselijke taalverwervingsmechanisme weer eens opnieuw bepaald bij de kloof die er, vanuit evolutionair perspectief, nog gaapt tussen de mens en de chimpansee. De evolutietheorie is nog steeds niet in staat geweest om een bevredigende invulling van deze stap-over-de-kloof te formuleren. Gezien de nieuwste ontdekkingen op het biochemische vlak rijst bovendien de vraag hoelang de evolutietheorie nog in staat zal zijn haar huidige positie te handhaven(1). Met betrekking tot de complexiteit van het menselijke taalverwervingssysteem valt een meer bevredigende verklaring wellicht te vinden in de hoek van de Intelligent Design Movement(2). Dit betreft een nog vrij jonge stroming, namelijk uit de jaren '80 . Op natuurwetenschappelijk niveau menen de Intelligent Design-wetenschappers dat het darwinisme een inadequaat kader biedt voor biologie. Op filosofisch vlak bekritiseren zij de darwinistische visie dat de natuur zelfvoorzienend is, dus zonder de noodzaak van doelgerichte, intelligente oorzaken. Recent zijn ze gestart met een onderzoeksprogramma, waarin intelligente oorzaken de sleutel vormen tot het begrijpen van de diversiteit en complexiteit van het leven. Wat de menselijke taal aangaat, hebben ze argumenten zowel uit de taalkunde en dierenexperimenten(3) als uit de filosofie(4)  tegen de darwinistische visie.

Wellicht zal het hen lukken een verklaring te geven voor al datgene dat men tot nu toe nog rekent tot de mysteriën-der-natuur...?

Jaccoline Gedressac-de Keizer, april 1999

 


Geraadpleegde literatuur

 

 


Noten

 

1. Behe, M.J. (1997) De zwarte doos van Darwin: het biochemische vraagteken bij de evolutie. Baarn, Ten Have. Vertaald uit het Engels door H. Moerdijk: (1996) Darwin's black box: the biochemical challenge to evolution. New York, The Free Press

2. Voor meer informatie: zie het volgend artikel:

Dembski, William. The Intelligent Design Movement. Cosmic Pursuit, 1998.

3. Oller, John W. & Omdahl, John L. "Origin of the Human Language Capacity: In Whose Image?" in Moreland, James P (red.), The Creation Hypothesis.: Scientific Evidence for an Intelligent Designer. Downer Grove: InterVarsity Press, 1994.

4. Een filosofisch argument van de Design-theoriticus William Demski met betrekking tot de menselijke taal, geciteerd van zijn artikel "The Act of Creation: Bridging Transcendence and Immanence."(Millstatt Forum, Strasbourg, France, 10 August 1998), is dat de darwinistische visie op taal tot deconstructionisme (postmodernisme) leidt: "Within naturalism, just as life emerges from non-life, so language emerges from the absence of language (...) Within naturalism, there is no transcendent realm of meaning to which our linguistic entities are capable of attaching. As a result, there is nothing to keep our linguistic usage in check save pragmatic considerations, which are always contextual, local, and historically contingent. The watchword for pragmatism is expedience, not truth. Once expedience dictates meaning, linguistic entities are capable of meaning anything. Not all naturalists are happy with this conclusion. Philosophers like John Searle and D. M. Armstrong try simultaneously to maintain an objective realm of meaning and a commitment to naturalism. They want desperately to find something more than pragmatic considerations to keep our linguistic usage in check. Insofar as they pull it off, however, they are tacitly appealing to a transcendent realm of meaning (take, for instance, Armstrong's appeal to universals). As Alvin Plantinga has convincingly argued, objective truth and meaning have no legitimate place within a pure naturalism. Deconstruction, for all its faults, has this in its favor: it is consistent in its application of naturalism to the study of language".

Tevens beargumenteert hij dat het deconstructionisme onaanvaardbaar is.

 

© Jaccoline Gedressac-de Keizer, Den Haag, april 1999.


Aantal bezoekers sinds 24 april 1999:

 


UNIVERSI FINIS VERITAS!

Pagina Layout: Copyright © 1998-1999 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 24 april 1999
Pagina bijgewerkt op: