De kerk van mijn vader

van

C.A. van der Sluijs

 

Samenvatting: 'De kerk van mijn vader' geeft bevindelijk beeld van Nederlands Hervormde Kerk in het licht van de geschiedenis.

Moeilijkheid:

 

Navigatietips:

Algemene disclaimer: zie onderaan

© Jan Boom, Sliedrecht, september 2001


Boekgegevens:

Sluys, C. Van Der Kerk Van Mijn Vader, JONGBLOED UITGEVERS GROEP, 2001 

Bestellen met Proxis


Recensie

Een bevindelijke kerkleer

Aspecten van de Kerk

Waardering

Conclusies


‘De kerk van mijn vader’ bevat sterk persoonlijk gekleurde beschouwingen

Een bevindelijke kerkleer

Wie dr. C.A. van der Sluijs en de publicaties van zijn hand kent, weet dat conformisme deze geleerde Rotterdamse pastor ten enenmale vreemd is. Voorzien van een schat aan kerk- en dogmenhistorische kennis staat Van der Sluijs weliswaar betrokken, maar niet minder kritisch midden in de kerk en de gereformeerde gezindte. In ‘De kerk van mijn vader’ laat de auteur zich meer dan ooit in het hart kijken. Een hart vervuld van liefde voor de kerk en daarmee vol aversie tegen alle soorten van kerkelijke hoogmoed. Het boek biedt tal van verrassende noties. Maar kan de theoloog in de auteur echt alles verantwoorden wat hij als nostalgische gelovige te berde brengt? 

Door J. Boom

In zijn jongste pennenvrucht wil dr. Van der Sluijs een zoekontwerp bieden als reactie op de vraag: als we staan op de schouders van het voorgeslacht, op wélke schouders staan we dan eigenlijk? Dat dit zoekontwerp uitgerekend handelt over aspecten van de kerk, lijkt me een vrij willekeurige keuze. Het had evengoed kunnen gaan over onderwerpen uit de christologie, over het verbond of over de heilsorde; over die laatste onderwerpen is in de kerk van Van der Sluijs’ vader ook genoeg nagedacht, gesproken en gepreekt. Toch is het wel aangenaam om eens stil staan bij de vraag of en zo ja op welke wijze er verbinding is tussen onszelf en het voorgeslacht inzake het geloof omtrent de kerk. De auteur geeft veel stof tot overdenking door vanaf vijf kanten licht te laten vallen op de kerk. 

Aspecten van de Kerk

In de eerste plaats is de kerk de plaats waar de bediening der verzoening geschiedt. Daaronder wordt niet alleen verstaan “dat we met God verzoend moeten en mogen worden door het volbrachte werk van de Heere Jezus Christus”, maar sterker nog: “dat het ons gegeven is met God verzoend te worden en te zijn” (pag. 14). Deze bediening der verzoening geschiedt; zij geschiedt “in het ondraaglijke spanningsveld tussen Woord en Geest” (pag.14). Ik deel de mening van de auteur dat de bediening der verzoening op deze oorspronkelijk wijze inderdaad vaak ver te zoeken is in de kerk, van links tot rechts wel te verstaan. Het laat zich ook niet organiseren. We kunnen er alleen maar om smeken dat God door Zijn Geest alle oppervlakkigheid, vanzelf-sprekendheid en goedkope (s)preektaal uit de kerk wegbrandt en het Woord weer met verlossende kracht tot ons doet komen.

In de tweede plaats wordt de kerk getekend in de gestalte van weduwe. Dat wil zeggen dat de kerk haar leven leidt in schuldigheid en gebrokenheid (pag.30). Heimwee, kwetsbaarheid en eenzaamheid kenmerken de kerk. Zij komt daar nooit bovenuit, tenminste zolang zij strijdende kerk is. Maar aan de strijd zal een einde komen en daarnaar verlangt de kerk. 

In de derde plaats geloven we van de kerk dat zij de vrouw van het Lam mag heten. Deze gestalte heeft alles te maken met de noodzaak en werkelijkheid van de toegerekende gerechtigheid van Christus aan de zondaar. En waar de vrouw van het Lam onafgebroken leeft van die geschonken gerechtigheid, daar is heiligmaking heilig vanzelfsprekend (pag.45). Deze zaken werkt God door de bediening der verzoening. 

In de vierde plaats kan men de kerk beschouwen in haar bruidsgestalte. De volle realisatie van deze gestalte is toekomst-muziek. Het is hier op aarde waken en wachten. Het is de bruid wel reeds gegeven de taal van de liefde op de lippen te nemen. Uit de diepten roept zij weliswaar, maar God hoort haar liefdesroep (pag.62-65) 

Tenslotte komt de kerk ter sprake als moeder. Het is immers de kerk als moeder die door het Woord en de Geest van de Vader kinderen baart (pag.72). Moeder “heeft veel armoe meegemaakt, maar zij wist het hemelse voedsel als dagelijks manna uit haar mond te sparen en haar kinderen te geven” (pag.70). Wat past ons anders tegenover deze moeder dan respect en liefde, ook wanneer zij erg ziek is? 

Waardering

Na deze beknopte samenvatting van wat ‘De kerk van mijn vader’ biedt aan gelovige noties over de kerk, wil ik mij nu richten op een aantal zaken die door de auteur als historische en actuele toespitsingen van zijn beschouwingen zijn toegevoegd. Ik doe dat puntsgewijs. 

1. In het boek vinden we een voortdurende beweging tussen de meer belijdende, soms enigszins dogmatische passages en de passages die daarbij een kerkhistorische illustratie verschaffen. De overgang tussen die twee soorten discours kan bijvoorbeeld luiden: “In de kerk van mijn vader heeft men daar eigenlijk altijd weet van gehad” (pag. 59). De vraag die bij deze aanpak gesteld kan worden is: Gaat het hier eigenlijk wel om illustraties, of kan aan de vele voorbeelden ook bewijskracht ofwel normativiteit worden ontleend? Met andere woorden: Is een bepaalde ontwikkeling in de theologie of in de geloofsbeleving van mensen altijd verwerpelijk als je er niet onder kunt schrijven: “Hiervan heeft de kerk van mijn vader altijd geweten”? Bij punt 5 kom ik hierop terug. 

2. Men moet dan natuurlijk wel weten wat precies bedoeld wordt met ‘de kerk van mijn vader’ Bedoelt de auteur daarmee een kerkgenootschap, bijvoorbeeld dat van de Gereformeerde Gemeenten? Er staan in het boek immers veel verwijzingen naar personen (zoals Van der Sluijs’ ouders! ) en situaties uit die kerk. Maar op een andere plaats blijkt “de kerk der vaderen eigenlijk de kerk van mijn vader te zijn” (pag.47). Is het dan de Nederlandse Hervormde Kerk? Dat is mogelijk, want ds. Tukker, ds. Kievit en de professoren naar wie wordt verwezen (pag. 24) waren echt en exclusief hervormd. Maar de auteur refereert ook aan ds. Joh. van der Poel, aan de kerkvaders Cyprianus en Augustinus en aan de reformator Luther. Is ‘de kerk van mijn vader’ dan de kerk in haar hele historische en mondiale breedte? Ik vermoed dat de auteur zou kiezen voor de laatstgenoemde optie; men kan de eerste twee daarbij eenvoudig integreren. Maar dat het boek er niet duidelijk over is, blijft m.i. overeind. En duidelijkheid is wel gewenst, want het maakt toch wel verschil of men alleen in bijv. de Nederlandse Hervomde Kerk ‘ergens weet van heeft gehad’ of dat de hele kerk in haar lengte en breedte ergens mee instemt. 

Als er iets is waardoor de kerk van alle tijden en plaatsen wordt gekenmerkt, dan wel door haar verscheidenheid. Dat neemt natuurlijk niet weg dat er gedurende de hele kerkgeschiedenis binnen de kerk een onmisbare eenheid bestond, in elk geval ten aanzien van die geheimenissen die in het Apostolicum worden beleden. Maar verder komt het beeld van de kerk vooral op mij af als zeer veelkleurig. Verschil van gevoelen was er altijd, niet alleen over dogma’s, maar evenzeer wat betreft de spiritualiteit. Het onstaan van meerdere kerkgenootschappen in ons land en van meerdere richtingen binnen de Nederlandse Hervormde Kerk (en andere kerken!) spreekt wat dit betreft boekdelen. Wanneer in het boek nu duidelijk zou zijn vermeld dat ‘de kerk van mijn vader’ gelijk is aan de kerk van alle tijden en plaatsen, zou het de lezer die treurt over de verdeeldheid ook meer troost kunnen verschaffen: de zaken die in dit boek staan, dáárvan hebben ze toch altijd en overal weet gehad! Wellicht is hiermee ook de keuze voor een geschrift over de kérk verklaard: híerin was tenminste altijd eenheid. Dat kun je van de meeste andere onderwerpen niet zeggen. Daarbij kan ik toch de vraag niet onderdrukken hoe je over deze zaken echt overeenstemming kunt hebben als je verder dogmatisch, kerkelijk en spiritueel vaak niet door één deur kunt. Naar mijn bescheiden mening scheert de auteur toch te veel over één kam. Eén voorbeeld: Ds. Tukker kan dan met veel hoogachting gesproken hebben over zekere professoren, andere oprechte vromen spraken toch over letterknechten waar alles een voet te hoog zit? 

3. Het komt mij voor dat dr. Van der Sluijs bepaald niet gediend is van vormen, structuren en overigens van alles wat tendeert naar statische en institutionele uitwendigheid. Vandaar ook dat hij vooral schrijft over hoe de kerk van zijn vader zichzelf belééfde in de relatie met God en Zijn Woord. Zijn eigen herinneringen aan vroeger tijd betreffen ook vooral het ‘geroerd zijn’ door preek, zang en sfeer in de kerk van zijn vader. Het boek biedt echt een bevindelijke kerkleer. Een aantal andere gegevens uit het boek versterken mijn vermoeden. Zo spreekt de auteur sterk relativerend over de kerkorde (pag.20/22). Hij legt de nadruk op het feit dat binnen de Hervormde Kerk altijd vrijheid is gebleven om het Woord te prediken (pag.18/19). Als je die twee gegevens samenvoegt, verwondert het ook niet dat het Samen-op-Weg proces de auteur “niet echt kan benauwen” (pag.23), zelfs niet als daar sprake is van een ‘verdunde’ belijdenis (pag.19). Immers, waar het Woord is, daar is de kerk. Ik meen dat Van der Sluijs hiermee op het randje balanceert van de presbyteriaal-synodale kerkleer. Maar ach, wat zegt zo’n begrip . . . ! 
Als het maar sprankelend en warm toegaat, als de hoorders maar bemerken dat de persoonlijkheid van de prediker gestempeld is door het Woord der verzoening (pag.49/50) en als mensen maar gaan leven uit de bediening der verzoening. Ik beweer niet dat deze zaken gemist kunnen worden. Integendeel! Maar vanwaar zo’n afkeer van die zaken die inderdaad wat meer statisch zijn dan het geloof zelf, maar met dat geloof toch onlosmakelijk verbonden zijn? Die afkeer had men in de kerk van onze vaderen toch vrijwel nooit? En vooral Johannes Calvijn, de grote afwezige in dit boek, kende die afkeer toch bepaald niet? 

4. Tweemaal zet de auteur zijn afkeer van vormen en instituties opzij. In de eerste plaats doet hij dat wanneer hij - met Kohlbrugge als voorbeeld - een hard oordeel velt over de Afscheiding. Dat is niet alleen merkwaardig omdat op heel wat pagina’s met veel achting en instemming wordt verwezen naar vromen die de gang naar de vaderlandse kerk niet graag maakten, maar zeker ook omdat de voormannen van de afscheiding eigenlijk gewoon het standpunt van Van der Sluijs deelden dat je instituties en bepalingen niet hoeft te tellen wanneer de geloofsbeleving door een gemis aan warmte en authenticiteit in de knel komt en wanneer je gelooft dat de Geest je andere wegen wijst. En als het gaat om de verzoeking toch enige glorie voor de eigen kerk op te eisen, dan hoeft de hervormde pot de afscheiden ketel ook niets te verwijten. 

In de tweede plaats is de kritiek van de auteur op allerlei vormen van moderne kerkbouw merkwaardig (pag.73). Immers, wat doet die vorm er toch toe? Kunnen mensen van de 21e eeuw niet hetzelfde beleven aan de schoonheid van een modern belijnde (!) kerk dan middeleeuwers aan hun cathedralen? Ik zou nog niet durven beweren dat het in die moderne kerken theologisch en kerygmatisch sneller fout dreigt te gaan dan in de eeuwenoude godshuizen. (Tussen haakjes: Was de theologie achter de cathedraalbouw wel echt dezelfde als die achter de schuurkerkjes?) 

5. De traditie blijkt binnen de protestantse kerken altijd weer een aangelegen onderwerp. Het probleem dringt zich ook nu aan mij op als ik ‘De kerk van mijn vader’ lees. We zijn niet zonder traditie en we houden ons in de praktijk ook niet aan de regel dat de traditie geen normatief karakter mag krijgen. Voor mij is het althans steeds weer een geruststelling wanneer ik kan zeggen: dit is altijd het gevoelen geweest in de kerk. Ik meen dat dr. Van der Sluijs deze ervaring herkent. Of is het echt alleen nostalgie wat dit boek biedt? Ik denk dat nostalgie slechts één van de drijfveren van de schrijver was. En dan wellicht een ondergeschikte. Het aantonen dat datgene wat vandaag vaak gemist of gerelativeerd wordt, levend en onopgeefbaar was in de kerk van onze vaders, lijkt me een belangrijker drijfveer te zijn geweest. Maar als we daaraan dan zo’n waarde hechten, moeten we dan niet eens eerlijk gaan zeggen dat we hierin dichter bij Rome staan dan we zelf misschien altijd wensten? Het is maar een vraag; en het antwoord staat ook voor mij nog niet helemaal vast. 6. Tot slot iets over het taalgebruik. Dr. Van der Sluijs is erg gesteld op orginaliteit en dat is m.i. bepaald niet af te keuren. In zijn boek kwam ik passages tegen die gerust literaire hoogstandjes mogen heten. Als voorbeelden noem ik enkele passages op pag. 31/32, 38/39 en 58/59. Maar de uitersten zijn in dit boek verenigd. Op andere plaatsen vervalt de schrijver helaas tot een taalgebruik dat de regels van onze taal overtreedt en op een enkele plaats zelfs verwordt tot een onverstaanbare geheim-taal. Vooral de wat minder ontwikkelde lezers zullen dit als een groot bezwaar beschouwen.

Conclusies

Aan het eind van deze bespreking wil ik toch mijn waardering uiten voor dit kleine boekwerk; juist omdat het zoveel stof biedt om te overdenken. Ik begrijp de zorgen van de auteur over ontwikkelingen die zich in onze tijd voordoen in de kerk. Ik deel zijn zorgen over allerlei tendensen, hetzij evangelisch, hetzij reformatorisch, hetzij labadistisch, hetzij rooms, hetzij in de vorm van gemeenteopbouw en apostolaat. Het boek is erg persoonlijk gekleurd. Andere christenen, vooral ook buiten onze landsgrenzen, zullen niet alles onder-schrijven; dat is ook niet nodig. De schrijver gaat nogal associatief te werk. Het verhaal is daardoor niet erg belijnd. Je komt in hoofdstuk 3 bijv. dingen tegen die beter zouden passen in hoofdstuk 2 of 4. Tenslotte: het boek is ook (wellicht onbewust) een postmodern boek geworden: het kleine verhaal is het middel om het grote verhaal over de kerk te vertellen.

 

© Jan Boom, Sliedrecht, september 2001


Aantal bezoekers sinds 3 november 2001 

 


UNIVERSI FINIS VERITAS!

Site Design: Copyright Pagina © 1998-1999 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 22 september 2001
Pagina bijgewerkt op:

 

Algemene disclaimer:
Het is de bedoeling van de stichting Europese Apologetiek (verder aangeduid met: "de stichting") om wetenschap en onderzoek te bevorderen. Het is geenszins de bedoeling van de stichting of van de evtl. auteurs van artikelen om mensen te kwetsen of hen een slechte naam te geven, maar integendeel te helpen qua rationele inzichten en te waarschuwen voor mogelijke gevaren, zoals sekten en andere dubieuze bewegingen. De inhoud van de artikelen, recensies, enz. vertegenwoordigt de mening van de auteurs en niet per se van de stichting. 
M.b.t. het toeschrijven van sommige (bijv. sektarische, onethische, irrationele, bijgelovige, occulte, enz.)  eigenschappen aan bepaalde groepen, stromingen of individuen op webpages van deze site: het gaat hier alleen om meningen en niet om stellingen van juridische kracht; er wordt alleen aangegeven dat er mogelijkheid is voor het toewijzen van die eigenschap(pen) aan de genoemde groepen. Dit geldt ook voor de keuze van links naar andere sites, of links naar offsite artikelen. 
Hiermee bent u, bezoeker van deze site, erop attent gemaakt dat de pagina's en de links op deze site, u kunnen confronteren met kritische meningen. Het is geheel uw eigen verantwoording als u ervoor kiest om verder te gaan kijken en de stichting stelt zich hiervoor niet aansprakelijk.