De logische Jezus

Logos, Christusdimensie en de 21e eeuw

 een antwoord op kerk, bijbel en new age

door

Jacob Slavenburg

 

Navigatietips:

Algemene disclaimer: zie onderaan

 

Samenvatting: Volgens de gnosticus Slavenburg is Jezus veelkleuriger dan het christendom doet geloven. Zijn argumenten worden in deze recensie weersproken

Moeilijkheidsgraad: 2

 

 

Overzicht:

 

 


Bibliografische gegevens

Slavenburg, Jacob. De ‘logische’ Jezus : logos, Christusdimensie en de 21e eeuw, een antwoord op kerk, bijbel en new age. Deventer : Ankh-Hermes, 1999.  

ISBN: 90 0202 8207.
Pagina's: 195
Prijs: fl 39,50

Bestellen met: 

 


Recensie door Martie Dieperink

© Martie Dieperink, 2000.

 

Deze recensie verscheen eerder in de Katholieke Nieuwsbrief, najaar 2000.

 

Inhoud

 

Inleiding

De historicus Jacob Slavenburg die in Nederland propaganda maakt voor de gnostiek, heeft weer een nieuw boek geschreven en wel over de ‘logische’ Jezus. Hij belooft in zijn boek ons een Jezusbeeld te kunnen geven dat veel veelkleuriger is dan wat we tot nu toe gewend zijn. We lezen hierover op de achterflap: “De ‘logische’ Jezus draagt alle beelden, van kerkelijk tot new age, van wijsheidsleraar tot de Zoon van God, in zich.“

De ‘kerkelijke’ Jezus, de Jezus die wij als gelovigen kennen, heeft ons bevrijd van dood en zonde, heeft ons de weg naar de hemel geopend, heeft zo de levens van miljoenen ten goede veranderd, tallozen hebben bevrijding en genezing ervaren. Als ons door deze Jezus zo’n geweldig perspectief, zelfs voor de eeuwigheid, wordt geboden, dan moet Slavenburg wel heel wat te bieden hebben, wil zijn Jezusbeeld deze Jezus doen verbleken. De vraag is dus of Slavenburg zijn ongehoorde pretentie waar kan maken.

Omdat het hier om gnostische ideeën gaat die zich als een olievlek uitbreiden, is het nuttig dat we hier kennis van nemen en begrijpen wat hier gebeurt.

Tegen de ‘kerkelijke’ Jezus

Het boek heeft een voorwoord gekregen van prof. Den Heyer, die op het kerkelijk erf voor opschudding zorgt omdat hij de orthodoxe verzoeningsleer van de kerk der eeuwen loochent. Den Heyer is weliswaar niet zo weg van de gnostiek als Slavenburg, maar hij deelt met hem zijn verzet tegen de kerkelijke Jezus. Ze hebben beiden een gemeenschappelijke vijand: de christelijke orthodoxie.

Slavenburg schrijft over ons geloof in Jezus Christus: “Eeuwenlang heeft men zich overigens nauwelijks bekommerd om een helder zicht op de gestalte Jezus van Nazareth. Men leefde vanuit de ‘vertaling’ die de kerken van het leven en de leer van Jezus maakten. Niet de werkelijke Jezus, maar een door de eeuwen heen gevormde theologie bepaalde het christelijk geloof, inclusief het beeld dat de mensen van Jezus hadden” (p. 12). Het zou bij het orthodoxe christelijke geloof dus gaan om dogma’s die de gelovigen twee duizend jaar lang door de kerkelijke overheid zijn aangepraat en de waarheid over Jezus niet bevatten. Slavenburg staat er totaal niet bij stil, dat er achter deze dogma’s wel eens levende ervaringen schuil kunnen gaan. De christelijke dogma’s zijn geen uitgedachte formuleringen, zoals hij denkt, maar ze verwijzen naar levende geloofsgeheimen, naar een levende Heer. Het boek van Slavenburg maakt duidelijk dat, als je Jezus Christus niet als de levende Heer kent, deze dogma’s dan tot lege formuleringen worden. Dan mis je de kern van de zaak.

Volgens Slavenburg geven de Evangeliën geen goed beeld van wie Jezus is. Hij schrijft: “Bij het starten van het onderzoek naar de ‘historische Jezus’ kwam al snel aan het licht dat de evangeliën niet bepaald geschreven zijn als degelijke en betrouwbare historische verhalen” (p. 13). Hij beweert zelfs dat de oorspronkelijke boodschap van Jezus in de ons bekende vier Evangeliën is vervalst. Hoe komt hij aan zo’n idee? Deze ideeën doen opgang binnen de historisch-kritische methode, die ook bij het commentaar op de Willibrordbijbel ’95 is toegepast.

Er wordt beweerd dat het hierbij om wetenschap zou gaan, maar daar heeft deze methode niets mee te maken. De grondlegger van deze methode, de filosoof Lessing, heeft uit haat tegen het Evangelie simpel beweerd dat de evangelisten bedriegers waren. Deze grondstelling is niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, maar ideologisch bepaald, ingegeven door haat tegen het Evangelie, dat door de Kerk is overgeleverd. Hij maakte de Bijbel tot een gewoon menselijk boek. Een boek van hem dat in 1784 werd uitgegeven heette: “Nieuwe hypothese over de evangelisten, beschouwd als gewone menselijke geschiedschrijvers.”

Uit de oudste christelijke bronnen is niet op te maken, dat er een vervalsing van de tekst der Evangeliën heeft plaats gevonden. Er is geen enkel historisch bewijs voor te geven. Als een bewijs draagt Slavenburg de vele verschillen in de overlevering van de tekst aan. Maar hij geeft een tendentieuze interpretatie van de feiten. Dr. A.F. J. Klijn, een bekende nieuw-testamenticus, schrijft in zijn boek Inleiding tot het Nieuwe Testament: “Uit het bovenstaande zou men de indruk kunnen krijgen dat het met de overlevering van de tekst van het Nieuwe Testament slecht is gesteld. Dit is echter maar schijn. Hoewel er talloze varianten zijn en er geen enkele tekst in het Nieuwe Testament bestaat die niet ergens in een handschrift anders luidt, is toch het overgrote merendeel der varianten van ondergeschikt belang” (p. 161). Dit wijst eerder op de fundamentele betrouwbaarheid van de ons overgeleverde teksten.

Er zijn vele boeken die opkomen voor de betrouwbaarheid van de Evangeliën, maar die geschriften noemt Slavenburg niet. Het door hem gebruikte bronnenmateriaal is beperkt, daar hij logischerwijze een voorkeur heeft voor boeken die hem gelijk geven.

Slavenburg als historicus

Er zijn meer voorbeelden te noemen dat hij als historicus niet objectief, maar tendentieus te werk gaat. Volgens hem zou er in de oude kerk een geheime traditie van Jezuswoorden geweest zijn, en weliswaar een esoterische gnostische traditie. Hij schrijft: “Er was wel degelijk een ‘geheime traditie’ in het vroege christendom die overleveringen van Jezus bewaarde die we zeker niet in de bijbelse evangeliën terugvinden” (p. 125). Als bewijs daarvoor citeert hij verschillende kerkvaders zoals Irenaeus en Clemens van Alexandrië. Zo beweert hij bijvoorbeeld: “Ook Irenaeus schrijft over een mondelinge traditie van (geheime) Jezuswoorden” (p.125).

Aangezien deze kerkvaders de gnostici als ketters hebben bestreden zou het wel erg vreemd zij als ze gepleit hadden ten voordele van een geheime gnostische traditie van Jezuswoorden. Als we de citaten nauwkeurig bekijken blijkt dan ook dat ze volledig uit hun orthodoxe context zijn gerukt. Irenaeus blijkt precies het omgekeerde te hebben gezegd dan Slavenburg aangeeft. Het is interessant deze passage bij Irenaeus nader te bekijken, want hij geeft namelijk in zijn tijd al antwoord op de valse beweringen die Slavenburg in zijn boek doet.

In zijn boek Tegen de ketterijen (III,2) schrijft Irenaeus dat de gnostici, zoals Slavenburg nu, beweerden dat de Schrift vol fouten zat. Ze beweerden dat de volle waarheid niet was overgeleverd door middel van geschreven documenten maar mondeling. En iedere gnosticus beweerde weer deze ontbrekende waarheden gevonden te hebben.

Ze protesteerden, zoals Slavenburg nu, tegen de kerkelijke traditie, want ze meenden dat ze niet alleen wijzer waren dan de kerkelijke leiders, maar zelfs nog wijzer dan de apostelen, omdat zij de hoogste waarheid hadden ontdekt. Slavenburg meent het ook beter te weten dan alle christenen van vele eeuwen tezamen, want hij zou ons eindelijk het beste Jezusbeeld kunnen geven dat mogelijk is.

In zijn boek protesteert Irenaeus met kracht tegen de gnostische pretentie een geheime traditie te kennen die de kerkelijke leiders zouden verzwijgen. ”Indien de apostelen verborgen mysteries hadden gekend, die ze meedeelden aan de “volmaakten” en niet aan de gewone gelovigen, zouden ze die speciaal hebben meegedeeld aan degenen aan wie ze de leiding van de kerk hadden toevertrouwd”, zo schrijft hij. Deze apostolische traditie vinden we volgens hem in de kerk bij de opvolgers van de apostelen en niet bij de ketterse gnostici. De kerkelijke literatuur - en dat kon hij in zijn tijd beter weten dan Slavenburg nu - was ouder dan de gnostische en meer betrouwbaar. 
We zien dus dat Slavenburg, terwijl hij de evangelisten en de leiders van de vroege Kerk voor vervalsers uitmaakt, zelf niet nauwkeurig met historische bronnen omspringt en zo zich zelf aan geschiedvervalsing schuldig maakt. We kunnen tenslotte aan Slavenburg een vraag stellen: als hij zo weg is van geheimen, waarom wil hij dan niet geloven in de echte christelijke geloofsgeheimen zoals de maagdelijke geboorte van Jezus Christus en Zijn opstanding uit het graf? De echte geheimen zijn in de kerkelijke traditie te vinden.

De ‘logische’ Jezus

Slavenburg doet zijn best het orthodoxe Jezusbeeld onder uit te halen. Toch beweert hij daarna : “Het theologische beeld is een kostbaar beeld” (p. 27). Dit is tegenstrijdig. Iets wat niet echt is, is niet kostbaar. Vals geld noem je toch ook niet kostbaar.  Later, wanneer hij het heeft over de verzoening aan het kruis, beweert hij weer dat de theologie kostbare beelden heeft bewaard. Maar het beeld van de verzoening krijgt zo’n andere inhoud, dat er van het oorspronkelijke orthodoxe beeld niets is overgebleven. Als je een oud huis tot op de grond afbreekt en je bouwt met behulp van de oude stenen een heel nieuw huis, dan kun je toch ook niet zeggen dat het oude huis zo kostbaar was, dat er toch het een en ander van bewaard moest blijven. De orthodoxe christelijke waarheden integreert Slavenburg niet in zijn systeem, hij sluit ze buiten. Er is geen plaats bij hem voor de Jezus zoals wij en de gelovigen van vele eeuwen Hem kennen. De pretentie dat hij eindelijk alle Jezusbeelden kan verbinden, maakt hij dus niet waar.

Nu we weten dat hij van het orthodoxe Jezusbeeld niet veel moet hebben, blijft de vraag over wat voor Jezus hij dan hiervoor in de plaats stelt. Hij verkondigt “de meest logische Jezus”. “Deze ‘logische’ Jezus”, zo schrijft hij, “is geen theologische Jezus, geen bijbelse Jezus, geen gnostische Jezus, geen joodse Jezus, geen historische Jezus en geen Nieuwetijds-Jezus. En toch is hij dat alles ook. Maar oneindig veel meer” (p. 143).Van zijn ‘nieuwe’ Jezus beweert hij: “De ‘logische’ Jezus is een historisch feit!” (p. 143). Als het inderdaad om een historisch feit zou gaan, zou ik dat als waarheid aanvaarden. Maar als we nagaan wat als bewijsmateriaal moet dienen, blijkt dat wel heel erg pover te zijn. Zijn ‘bewijs’ is eigenlijk alleen maar gebaseerd op een variant die we in de tekst van Lucas vinden bij de passage over de doop van Jezus. Aan de woorden “Gij zijt mijn geliefde Zoon”, wordt in een bepaalde oude tekst toegevoegd: “heden heb ik u verwekt.” Deze toevoeging betekent voor Slavenburg dat Jezus toen pas Christus is geworden, d.w.z een kosmische Christusgeest heeft ontvangen. In de oude kerk waren er christenen, die het zgn. “adoptianisme” aanhingen, d.w.z dat Jezus bij de doop in de Jordaan tot Zoon van God zou zijn aangenomen.

Echter deze lering van het adoptianisme, zo stellen we vast, moeten we onderscheiden van het gnostisch Jezusbeeld - hetgeen Slavenburg niet doet. Bovendien is deze variant geen enkel bewijs dat het adoptianisme of het gnostische lering de oorspronkelijke boodschap is geweest, zelfs al zou die variant de oorspronkelijke tekst weergeven. Deze toevoeging hoeven we namelijk helemaal niet “adoptiaans” of gnostisch uit te leggen.

In zijn commentaar op het Evangelie van Johannes blijkt de kerkvader Origenes deze variant te kennen en ook weer te geven. Maar hij belijdt volmondig dat Jezus bij zijn geboorte reeds de Zoon van God was. De woorden: “heden heb ik u verwekt” legt hij als volgt uit: “Dit is tot Hem gezegd door God, voor wie alle tijd heden is, want er is bij God geen avond en morgen, er is alleen tijd die zich uitstrekt… Zo wordt het begin van zijn geboorte niet gevonden” (I,32).

Wat Slavenburg ook niet vermeldt is dat deze tekst een citaat is uit Psalm 2,7 en dat we de toevoeging “heden heb ik U verwekt” ook vinden in Hebreeën 1,5, waar deze tekst ernaar verwijst dat Jezus hoger is dan de engelen en de beloofde Messias is en totaal niet naar het idee dat Hij bij de doop tot Christus werd. Zo vervalt ieder bewijs voor zijn bewering.  Zijn ‘logische’ Jezus blijkt trouwens helemaal geen gloednieuwe ontdekking te zijn, maar het is het bekende oude gnostische Jezusbeeld. Volgens de gnosticus Valentinus zou de mens Jezus bij de doop in de Jordaan een Christusgeest hebben ontvangen. Er werd dus door hem scheiding gemaakt tussen de mens Jezus en de zgn. kosmische Christusgeest. Jezus wordt zo tot een gespleten mens gemaakt. Wat een fantasie was van gnostische ketters, maakt Slavenburg tot een historisch feit! Irenaeus bestreed in zijn boek Tegen de ketterijen (III, 9) met kracht deze gnostische opvatting, die nu in New Age kringen weer populair wordt. Jezus ontving bij de doop helemaal geen Christusgeest, maar werd als Mensenzoon (voor de omstanders!) gezalfd met de Heilige Geest. Gnostici interpreteerden op eigenzinnige wijze bijbelteksten. Zo verandert Slavenburg de tekst van de apostel Johannes: “het Woord werd vlees (mens)” in: “Het was een mens waar de Logos (het Woord) in was gaan wonen” ( p. 134). Omdat volgens hem in de mens Jezus deze Logos woonde, noemt hij Jezus de ‘logische’ Jezus. Zo verlaagt Slavenburg de Godmens tot op het niveau van de gelovige in wie Gods Geest woont!  Jezus Christus bevrijdt en geneest. 

Slot

Wat heeft ons deze kosmische Christusgeest te bieden? Dat wordt niet duidelijk. Het is ook niet meer dan een fantasie. Dat zgn. geweldige perspectief dat Slavenburg pretendeert te bieden, is in werkelijkheid niet meer dan een zeepbel die bij het minste en geringste uit elkaar spat. Daarom hebben de oude kerkvaders ook met grote bewogenheid tegen de gnostische dwaalleren geschreven. Augustinus zei: “interficere errorem, diligere errantem”, d.w.z de dwaalleer verdelgen is de dwaalleraar beminnen.” Eens zullen wij en ook Jacob Slavenburg voor de levende Heer komen te staan. Hij heeft het laatste woord en niet Jacob Slavenburg.

 

© Martie Dieperink, 2000.

Zie ook :

 

 


Aantal bezoekers sinds 6 mei 2001

 


UNIVERSI FINIS VERITAS!

 

Pagina Layout: Copyright © 1998-2001 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gepubliceerd op: 6 mei 2001
Pagina bijgewerkt op:

Algemene disclaimer: 
Het is de bedoeling van de stichting Europese Apologetiek (verder aangeduid met: "de stichting") om wetenschap en onderzoek te bevorderen. Het is geenszins de bedoeling van de stichting of van de evtl. auteurs van artikelen om mensen te kwetsen of hen een slechte naam te geven, maar integendeel te helpen qua rationele inzichten en te waarschuwen voor mogelijke gevaren, zoals sekten en andere dubieuze bewegingen. De inhoud van de artikelen, recensies, enz. vertegenwoordigt de mening van de auteurs en niet per se van de stichting. 
M.b.t. het toeschrijven van sommige (bijv. sektarische, onethische, irrationele, bijgelovige, occulte, enz.)  eigenschappen aan bepaalde groepen, stromingen of individuen op webpages van deze site: het gaat hier alleen om meningen en niet om stellingen van juridische kracht; er wordt alleen aangegeven dat er mogelijkheid is voor het toewijzen van die eigenschap(pen) aan de genoemde groepen. Dit geldt ook voor de keuze van links naar andere sites, of links naar offsite artikelen. 
Hiermee bent u, bezoeker van deze site, erop attent gemaakt dat de pagina's en de links op deze site, u kunnen confronteren met kritische meningen. Het is geheel uw eigen verantwoording als u ervoor kiest om verder te gaan kijken en de stichting stelt zich hiervoor niet aansprakelijk.