Slecht rapportcijfer voor 'Jezus Christus'?

 

door 

Tjerk W. Muller

 

Samenvatting:  Synoderapport Christologie in overeenstemming met klassiek belijden

Moeilijkheid

 

Navigatietips:

Algemene disclaimer: zie onderaan

 

© Tjerk W. Muller, Utrecht, januari 2001.


Als van links tot rechts afwijzende én instemmende reacties volgen op een rapport, zou het wel eens 'het juiste midden' getroffen kunnen hebben. Misschien is dat nog wel de meest nuchtere houding ten aanzien van het SoW-rapport dat zoveel stof doet opwaaien deze maanden: "Jezus Christus, onze Heer en Verlosser". De reacties zijn zo uiteenlopend als de Nederlandse Kerk breed is. Sommige, zoals die van synodevoorzitter van Vreeswijk, en het commentaar in het Reformatorisch dagblad zijn zeer positief. Andere, zoals die van professor Den Heyer tot aan New Age-antagoniste Martie Dieperink toe, zijn onverdeeld negatief. In ieder geval maakt het rapport niet alleen de pennen, maar ook de emoties los.

De verscheidenheid aan reacties maakt het rapport op zijn minst intrigerend. Kennelijk is er dus iets dat zowel liberalen als orthodoxen aantrekt én afstoot. Wat kan dat toch zijn? In dit artikel een korte analyse van het rapport, alsmede van enkele reacties.

Huidige problematiek

Het rapport probeert vanuit het klassieke belijden van de Kerk een eerlijk gesprek aan te gaan met gelovigen die moeite hebben met de Kerkelijke belijdenissen, of zich afvragen of deze op springen staan. Eerlijk in die zin dat ze de voornaamste bezwaren die - met name middels de geschriften van de gereformeerd-synodale hoogleraren Kuitert en Den Heyer - vandaag de dag tot uiting komen, onbevangen ter sprake brengt.

Daarbij heeft de auteur, Jan Muis, hoogleraar in de systematische theologie te Utrecht, het hedendaagse intellectuele en wetenschappelijke klimaat uiterst serieus genomen. Hij is niet weggelopen voor de filosofische en historische problematiek die er rond het klassieke belijden hangt. Hij gaat deze problematiek open en eerlijk aan, en poogt tegelijkertijd het geloof zoals de Kerk dit in de klassieke belijdenissen heeft neergelegd, opnieuw uit te spreken, in de woorden van vandaag.

Professor Maris, hoogleraar in de dogmatiek aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn, besprak het rapport in het reformatorisch dagblad als 'gelovig'. "Er staan prachtige stukken in, waar de taal van het geloof wordt gesproken. In nieuwe bewoordingen is veel te herkennen van het klassieke belijden van de kerk. Het hart van een gelovige, ook van een gelovig theoloog, gaat erbij open. Je herkent op veel punten het geloof dat de basis is voor de gemeenschap der heiligen."  (RD. forum 11 nov.). Het rapport is inderdaad ronduit belijdend van aard. Tegen alle hedendaagse intellectuele problemen in wordt het geloof van de Kerk der eeuwen beleden. Dat is de evidente insteek van het rapport, en wie die insteek volgt - het rapport op zijn eigen merites waardeert - heeft er een sympathieke, diepgelovige en intellectueel integere gesprekspartner aan.

Na de inleiding, waarin wordt uiteengezet wat de bedoeling van het geschrift is, en tegen welke achtergrond ze geschreven is, wordt het geloof in Jezus Christus als 'Heer' en de verzoening omschreven . Hierna wordt het klassieke belijden aan het woord gelaten en geduid wat gemeenschap met dit belijden inhoudt. Hoofdstuk 5 is gewijd aan de rol van de geloofsleer binnen de Kerk, waarna wordt ingegaan op de problemen rond de historiciteit van het geloof en het beeldend karakter van de geloofstaal . Ten besluit wordt de kern van de zaak nog eens verwoord.

Heer en Zoon van God

Via de messiaanse duiding van Jezus raken we op het spoor van wat het betekent dat Jezus 'Heer' is. "Een Heer is iemand die de bevoegdheid en de macht heeft om te regeren en om opdrachten te geven aan zijn dienaren. Jezus is Heer omdat Hij gezag heeft over ons leven". In de cultuur van de Antieke Grieks-Romeinse wereld waarin de Kerk ontstond, was het woord 'Heer' toebedacht aan goden. Tegelijkertijd werd het binnen het Jodendom gebruikt als aanduiding voor de Naam van God.

Jezus wordt met deze titel dus op gelijke hoogte geplaatst met de God van Israël. De vraag die dan voor de hand ligt, en die prof. Harry Kuitert ook stelt, is of dit niet een legitimatie is God te vergeten ten gunste van de Jezus-vroomheid. Hier antwoord het rapport op dat het niet betekent "dat Jezus de plaats van God inneemt en God als het ware vervangt, maar wel dat Hij deelt in Gods Heerschappij" Deze stelling wordt vervolgens geïllustreerd aan de hand van een aantal bijbelteksten. Wie er een ketterij in meent te zien, zal dus van goede huize moeten komen. Toch is er wel kritiek op het rapport gegeven, als zou het de deur open zetten voor het arianisme [1]. Deze kritiek zou terecht zijn indien dit alles is, wat het rapport over Jezus' verhouding tot God zei. Dit is echter niet het geval, en de kritiek misinterpreteert het rapport dan ook.

In nauw verband met de titel 'Heer' valt de titel 'Zoon van God' te noemen. Een titel die een diep intieme relatie met God onder woorden brengt. Prof. Muis spreekt in het rapport zelfs over 'het geheim van zijn persoon'.

Metafysica

Hoewel de terminologie een langere traditie in het Oude Testament heeft, is de relatie tussen de nieuwtestamentische Zoon en diens Vader uniek. "God en Jezus staan niet als twee losse personen tegenover elkaar, maar zij vormen een eenheid." Vanuit een verkenning van het spreken over Jezus door de geloofsgemeenschap van na de opstanding probeert Muis op het spoor te komen van het geheim van de persoon van Jezus Christus. De utrechtse hoogleraar is zich er daarbij van bewust dat hij de metafysica van de vroege Kerk niet als verondersteld mag nemen. Het is nu juist de Antieke metafysica die sinds de Verlichting voor de meeste mensen ongeloofwaardig is geworden. De vraag is voor velen zelfs of  de klassieke belijdenissen de gedachten van de historische Jezus wel goed weergeven. Wil de Kerk in onze tijd geloofwaardig zijn, dan zal ze  hetzelfde moeten zeggen als de Kerk der eeuwen, maar zonder handig gebruik te maken van het metafysische instrumentarium dat haar tot beschikking stond. Hiernaast zal ze ook het spoor vanuit de mens Jezus moeten trekken tot de klassieke belijdenissen. Voor deze onmogelijke opdracht stond Muis, en dat kan wellicht verklaren waarom hij allereerst bij de mens Jezus begint, om vervolgens te trachten het geloof van de Kerk der eeuwen te ontvouwen in de taal van vandaag.

Na de kritiek van Immanuel Kant op de rationalistische metafysica van Descartes en Leibniz is het spreken over de trancendente zijde van het bestaan verdacht, en volgens vele filosofen zelfs onmogelijk geworden. Een van de voornaamste redenen dat de hedendaagse orthodoxie intellectueel ongeloofwaardig is, is omdat ze deze problematiek niet onder ogen durft te zien, en de pre-moderne metafysica blijft hanteren alsof men het huidige filosofische klimaat zomaar kan negeren. Soms legitimeert men deze struisvogelpolitiek door de moderniteit te demoniseren. Men vindt deze houding zowel terug bij Rooms-Katholieken (bv. Vaticanum I) als bij Protestanten (bijvoorbeeld bij Abraham Kuyper en de fundamentalistische theologie vanaf Princeton). Zo niet bij Jan Muis, die de problematiek onder ogen ziet, haar eerbiedigt, maar desondanks probeert te formuleren wat de Kerk altijd en overal bedoeld heeft.

Vandaar dat het rapport hier en daar grondige lezing vergt. Het poogt te stamelen waar de Kerkvaders tot en met de 17e eeuwse scholastici een verfijnd metafysisch begrippenapparaat tot hun beschikking hadden. Dat Muis niet anders kan dan stamelen is echter niet diens nalatigheid. Het is veeleer te wijten aan het uitblijven van christenfilosofen die Kant overtuigend weerleggen, en een bruikbaar metafysisch begripsintrumentarium ontwerpen.

Kritiek

In die zin is veel kritiek van orthodoxe zijde op de wijze waarop het rapport de Goddelijkheid van Jezus onder woorden brengt ook misplaatst. Het toont een algehele misrekening van de tijd waarin wij leven, en van de filosofische en wetenschappelijke situatie waar van uitgegaan dient te worden. Een representatief voorbeeld van ontoereikende en onwelwillende kritiek is het commentaar van drs. Dieperink op de forumpagina van het het reformatorisch dagblad van 28 december. Muis had volgens haar expliciet moeten stellen dat Jezus God en mens is. De theologe gaat er compleet aan voorbij dat indien Muis de filosofisch problematisch geworden belijdenissen inhoudelijk en methodisch herkauwt, het rapport zijn doel voorbijschiet. Ten eerste had niemand begrepen wat het rapport wilde zeggen, ten tweede was de kritiek van de hedendaagse gelovige op het belijden daarmee niet beantwoord geweest.

Dieperink stelt dan tegenover het expliciete metafysische spreken van de Vroege Kerk de uitspraak van Muis dat Jezus niet God 'is': "Hij is de Zoon van God en in die zin Goddelijk", verduidelijkt het rapport. De publiciste interpreteert dit als een poging van een modern theoloog, met kleine betekenisverschillen bijbel en belijdenis aan te passen aan het moderne levensbesef. Ze was niet de enige die de bewuste uitspraak misvatte. Muis poogt hier m.i. niet het spreken over Gods Zoonschap in symboliek te laten verzanden, of Arius te laten herleven, maar een antwoord te geven op de aantijging van prof. Kuitert, dat Jezus God niet kan zijn, omdat de hemel dan leeg zou zijn, en Jezus in het luchtledige tot Zichzelf zou bidden. Daartegen stelt Muis, dat de Kerk ook niet bedoelt dat God Jezus is. Jezus is de Zoon en in die zin Goddelijk. De Vroege Kerk zou zeggen: Naast de Zoon is er de Vader. Hiermee opent Muis de deuren naar het trinitarisch spreken. 
Gijsbert van den Brink heeft in een reactie op het artikel van drs. Dieperink daarop gewezen dat de uitspraak dat de hemel niet leeg was toen Jezus op aarde rondwandelde ook bedoeld kan zijn als correctie op het denken van theologen als prof. van de Beek, die God helemaal in Jezus lijken te doen opgaan. (RD. forum 6 jan. '01)

Het is dan hoe dan ook onbegrijpelijk dat Dieperink uit dergelijke uitspraken ('tussen Jezus en God valt geen is-gelijkteken te zetten') meent te kunnen afleiden dat Muis geen weet meer heeft van een drieënige God. De Vroege Kerk beweert evenzogoed dat de hemel niet leeg was toen Jezus leefde, waaruit volgt dat zij evenmin een is-gelijkteken zette tussen Jezus en God. Naast de Zoon was daar nog de Vader en de Geest.

'Waarom zegt hij dit dan niet gewoon?' zal menigeen zich met drs. Dieperink afvragen. Uit alles blijkt dat Dieperink geen weet heeft van een filosofische en historische problematiek rond het klassieke belijden. Metafysische uitspraken zijn echter al sinds enkele eeuwen luchtfietserij geworden. Die problematiek neemt Muis nu eens serieus, zonder de diepste inhoud van het klassieke belijden op te geven. 
In het rapport lopen verder verschillende nieuw-testamentische spreekwijzen langs elkaar. Jezus die God representeert, God die zich in de opstandingsdaad met Jezus vereenzelvigt, God die de grond is van Jezus leven, de identificatie van Jezus met het Woord en het Woord met God. Deze wijze van spreken doet recht aan de Nieuw-Testamentische wetenschap, die de gevarieerdheid van het bijbelse spreken over Jezus tegenover het eenvormige spreken van veel dogmatieken heeft volgehouden. Daarmee doorstaat het rapport de kritiek van prof. den Heyer, die een eenzijdige systematisch-theologische kijk op het spreken over Jezus vermoedde. Het vraagt echter ook geduld van de orthodoxe gelovige, die graag expliciet wil horen dat Jezus God is. Ik ben van mening dat dit wel uit het rapport te halen valt, maar dat men dan grondig, en welwillend dient te lezen. Wie het rapport leest als wederom een poging van een modern theoloog, het klassieke belijden te vertroebelen met subtiele nuances, zoals drs. Dieperink gedaan heeft, zal Jezus Goddelijke natuur in het rapport over het hoofd zien.

Toch is het rapport ondubbelzinnig over Jezus Goddelijke natuur. In de bespreking van Johannes 1 wordt de grond van de klassieke belijdenissen uiteengezet: "De verhouding tussen de Vader en de Zoon is de verhouding tussen God en zijn eeuwig Woord van den beginne. Er is geen tijd en geen plaats waar God zonder Jezus, en Jezus zonder God is. Het Woord dat bij God is, en dat God is (Joh 1,1), heeft de menselijke bestaanswijze aangenomen en heeft in Jezus als mens geleefd op aarde. Het eeuwig goddelijke Woord is de Zoon van de Vader"

Muis speculeert hier ter wille van het geloof en ter wille van de klassieke belijdenis op groteske wijze. Wetenschappelijk gezien gaat hij buiten zijn boekje. Dit kan hij nooit hard maken ten aanzien van zijn collegae in de filosofie. De kritiek vanuit de liberale zijde van de kerk komt dan ook niet onverwacht. Toch zingt het rapport ter wille van Christus het geloof uit: Jezus is het eeuwige Woord, dat bij God was en dat God is.

Dat Dieperink de mogelijkheid in het rapport leest, zó te interpreteren dat Jezus slechts een mens was, in wie God aanwezig was, zegt meer over haar achterdocht voor moderne theologie, dan over het rapport zelf. Men moet zich wel in hele diepe interpretatieve bochten wenden om onder de conclusie uit te komen dat God de Zoon en Jezus met elkaar te identificeren vallen.

Verzoening en symbooltaal

Niet alleen de wijze waarop het rapport de Goddelijkheid van Jezus uitwerkt, is velen een doorn in het oog. Ook de wijze waarop de verzoening ter sprake wordt gebracht, ligt volgens velen te ver af van de belijdenissen.

Het is weer Dieperink die in de doordenking van de offersymboliek die het rapport pleegt, moderne theologie vermoedt. "Wie nog wil geloven dat de verzoening is bewerkt doordat Jezus daadwerkelijk Zijn bloed heeft vergoten wordt beschuldigd van magisch denken. Op lasterlijke wijze maakt men op deze manier Gods werk tot magie".
Afgezien de tendentieuze wijze waarop Dieperink toont haar eigen Schriftverstaan te verabsoluteren tot 'Gods werk', dient de vraag zich aan of Dieperink soms meent, dat de eigenlijke verzoening ex opere operato daarin ligt, dat er druppels bloed van Jezus ter aarde vielen.

Als zij Gods werk daarin ziet dat Jezus daadwerkelijk zijn bloed heeft vergoten, dan lijkt dat me de consequentie. Het is precies die gevolgtrekking die maakt dat liberale theologen zoveel moeite hebben met het spreken over Jezus' kruisdood in offerterminologie.
Terecht schept het rapport hier opheldering. Het spreken over 'bloed' is symbolisch en legt de verbinding tussen Jezus' sterven in gehoorzaamheid en het volmaakte offerdier. Het is een verbinding die uit de bijbel zelf spreekt, met name de Hebreeënbrief, die het hoogtepunt vormt van het spreken in bloed- en offerterminologie.

Dieperink lijkt zich überhaupt aan de aandacht van het rapport voor symbooltaal te storen. Dat de duivel, zonde en dood woorden met 'grote symbolische kracht' interpreteert zij als een ontkenning van hun realiteit. Dieperink leest meer in het rapport dan het zegt. Dat zondeval, erfzonde, duivel en hel niet breed ter sprake komen is veeleer omdat het rapport anders ontaard in een complete dogmatiek, dan dat het de auteur erom te doen was 'het werkelijke zicht op het verlossingsplan' te doen verdwijnen.

Historiciteit

Anderen merkten op dat Muis wel erg veel ruimte liet tussen het geloof en de historische wetenschap. Of Jezus zijn messiaans verzoeningsopdracht heeft beseft of heeft geweten van zijn Godheid, valt historisch niet te bewijzen, aldus het rapport. Prof. Maris vond het rapport op dit punt "onbevredigend".

Gezien de huidige staat van zaken binnen de Nieuw-Testamentische wetenschap is dit echter beslist geen onrespectabele positie. Of Jezus zichzelf als God beschouwde valt op dit moment inderdaad historisch niet vast te stellen, en of Jezus zich zag als verzoenende middelaar wordt door vele Nieuw-Testamentici zelfs in twijfel getrokken.
Dat zijn feiten waar een systematisch theoloog niet aan voorbij mag gaan, en dat Muis desondanks op overtuigende  wijze het klassieke belijden omhoog heeft gehouden, mag een prestatie heten. Muis kan moeilijk verweten worden, dat hij de historische gegevens 'gunstiger' voordoet dan ze zijn. Tenslotte kan men geen historische wetenschap bedrijven vanuit de eigen ideologische voorkeuren. Dan zou immers de deur ook open staan voor de New Age, het Thomasevangelie 20 jaar na Jezus kruisdood te dateren.

Conclusie

Wie het SoW-rapport op zijn eigen merites en intenties leest, moet wel tot de conclusie komen dat het een eerlijk en gelovig rapport is geworden. Eerlijk in die zin, dat de hedendaagse filosofische problematiek rond het klassiek belijden, en de historische problematiek van het Jezus onderzoek recht worden gedaan, anderszijds gelovig omdat de inhoud van het klassieke belijden weer opnieuw wordt uitgesproken en onderstreept.

De kritiek op het rapport gaat dan ook nogal eens voorbij aan de intenties en werkelijke inhoud ervan. Enerzijds zijn sommigen bang dat hen een verouderd metafysisch kader door de strot wordt geduwd, anderszijds zijn anderen bang dat het rapport in diens hedendaagse bewoordingen en accenten tekort doet aan het klassieke belijden.

Nu is angst nooit een goede raadgever, omdat het verhindert dat men de vruchten van spannende arbeid plukt. En spannende arbeid is het rapport zeker geworden. Apologetisch is het rapport zeer interessant, omdat het het spreken van Kerk en wetenschap bijeenhoudt. Misvattingen van wat de orthodoxie bedoelt onder woorden te brengen worden gecorrigeerd waarbij het klassieke belijden helder onder woorden wordt gebracht, terwijl dit belijden tegelijkertijd wordt gehandhaafd onder ogenschouw van de hedendaagse problematiek die er hangt rond de metafysica en de historische Jezus.

Het is al met al, een knap stukje werk geworden. Het toont een weg tussen fundamentalisme en vrijzinnigheid, tussen antiquarisch geloof en humanisme. Geve Christus dat velen door het rapport tot (hernieuwd) inzicht in de waarheid van het klassieke belijden mogen komen.

 Noten:

1. Arius (ca.250-336 na Chr.) leerde dat Christus een goddelijk schepsel, maar niet God zelf was.

 

© Tjerk W. Muller, Utrecht, januari 2001.

Zie ook :

 

 


Aantal bezoekers sinds 6 mei 2001:


UNIVERSI FINIS VERITAS!

 

Site Design: Copyright © 1998-2001 Stichting Europese Apologetiek
Pagina gemaakt op: 6 mei. 2001
Pagina bijgewerkt op:

Algemene disclaimer: 
Het is de bedoeling van de stichting Europese Apologetiek (verder aangeduid met: "de stichting") om wetenschap en onderzoek te bevorderen. Het is geenszins de bedoeling van de stichting of van de evtl. auteurs van artikelen om mensen te kwetsen of hen een slechte naam te geven, maar integendeel te helpen qua rationele inzichten en te waarschuwen voor mogelijke gevaren, zoals sekten en andere dubieuze bewegingen. De inhoud van de artikelen, recensies, enz. vertegenwoordigt de mening van de auteurs en niet per se van de stichting. 
M.b.t. het toeschrijven van sommige (bijv. sektarische, onethische, irrationele, bijgelovige, occulte, enz.)  eigenschappen aan bepaalde groepen, stromingen of individuen op webpages van deze site: het gaat hier alleen om meningen en niet om stellingen van juridische kracht; er wordt alleen aangegeven dat er mogelijkheid is voor het toewijzen van die eigenschap(pen) aan de genoemde groepen. Dit geldt ook voor de keuze van links naar andere sites, of links naar offsite artikelen. 
Hiermee bent u, bezoeker van deze site, erop attent gemaakt dat de pagina's en de links op deze site, u kunnen confronteren met kritische meningen. Het is geheel uw eigen verantwoording als u ervoor kiest om verder te gaan kijken en de stichting stelt zich hiervoor niet aansprakelijk.